Orgelspel in de protestantse kerkdienst in de periode 1938 en 1960 Deel 4 (slot): voor-, tussen- en naspelen
door Jan Smelik | Het ORGEL | Jaargang 120 | (2024) | Nummer 4Voorbeelden van naspelen. Uit: D.W.L. Milo: 'Zangers en Speellieden' (Goes 1946).
In de eerste helft van de twintigste eeuw werd er gediscussieerd over nut en noodzaak van voor-, tussen- en naspelen. De meningen waren stevig verdeeld, zoals tot uiting kwam in de praktijk: er waren organisten die hooguit één akkoord als voorspel speelden. Anderen bedienden zich van hele korte of improviseerden juist uiterst lange inleidingen. Vrij algemeen heerste de opvatting dat een koraalvoorspel de gemeente in de gemoedstoestand diende te brengen die het te zingen lied veronderstelde.1
Hoe keek men ten tijde van de Wederopbouw aan tegen het orgelspel ter inleiding, onderbreking en afsluiting van de gemeentezang? Daarover gaat deze laatste aflevering van de serie over het kerkelijk orgelgebruik in de periode 1938 tot 1960.