Het orgel in het vocale, liturgische oeuvre van Johann Sebastian Bach (I)

door Jan Smelik | Het ORGEL | Jaargang 111 | (2015) | Nummer 1

 

Jan Smelik Het orgel in het vocale, liturgische oeuvre van Johann Sebastian Bach (I)
Het ORGEL 111 (2015), nr. 1, 4-13 [samenvatting]

Het orgel speelde in het leven en werk van Johann Sebastian Bach een centrale rol. Dat blijkt niet alleen uit zijn composities voor orgel, maar ook uit het feit dat dit instrument in Bachs vocale, liturgische oeuvre een belangrijke rol speelde. Sowieso werd het orgel in de tijd van Bach gezien als een onmisbaar instrument in de kerkmuziek.
Het grootste deel van Bachs religieuze, vocale muziek werd gecomponeerd in Leipzig, waar Bach van 1723 tot 1750 cantor et director musices was. In meerderheid werden die werken uitgevoerd in de Thomaskirche en Nicolaikirche. De Thomaskirche kende in Bachs tijd twee orgels: het grote orgel stond op de stenen galerij aan de westwand. Aan weerszijden van deze galerij waren twee kleine, verhoogde galerijen gebouwd voor de stadsmuzikanten en het strijkersensemble. Daarnaast had de Thomaskirche een kleine orgel, dat sinds 1638 boven de triomfboog aan de oostwand van het schip hing. Dit instrument verkeerde in slechte staat en werd rond 1740 afgebroken.
Het orgel in de Nicolaikirche dateert uit 1597 en werd diverse keren vernieuwd, tijdens Bachs tijd door Johann Scheibe en Zacharias Hildebrandt.
In het artikel wordt ingegaan op de functies van de organisten in de Leipziger kerken, mede aan de hand van de orde voor de hoofddienst, zoals Bach die in 1723 noteerde aan de ommezijde van het titelblad van cantate BWV 61. De organisten dienden onder meer basso continuo te spelen bij de vocale kerkmuziek. De continuopartij werd op het grote orgel gespeeld, en niet zoals in onze tijd, op kistorgels.


Gravure uit Unfehlbare Engel=Freude oder Geistliches Gesang-Buch (Leipzig 1710)


Het Lange-orgel in de Nikolaikirche van Leipzig naar een aquarel van Carl Benjamin Schwarz uit 1785