Bussum, H. Mariakerk (Koepelkerk)
Het ORGEL | Jaargang 110 | (2014) | Nummer 1
Bussum, H. Mariakerk (Koepelkerk) [Orgelbouwnieuws uit Het Orgel 2014/01] |
Foto: Arie den Dikken
De neo-romaanse O.L.V. van Altijddurende Bijstand in Bussum, tegenwoordig bekend als de H. Maria- of Koepelkerk, werd in 1920-1921 gebouwd naar een ontwerp van Joseph Cuypers, met medewerking van Pierre Cuypers jr. Vanaf 1934 beschikte deze kerk over een orgel dat als Opus 99 geleverd werd door de firma Pels & Zn. uit Alkmaar.
Na een halve eeuw gebruik nam – mede door de kerkverwarming – het aantal technische storingen toe. Toen het zangkoor niet langer op de koorgalerij maar beneden bij het altaar zong, werd het instrument buiten gebruik gesteld. Tot 2012 behielp men zich met een elektronicum.
In de jaren 1990 werd duidelijk dat de Rooms-Katholieke Clemenskerk in Hilversum, die sinds 1923 beschikte over een waardevol Steinmeyer- orgel, de deuren zou moeten sluiten.
Voor de geschiedbeschrijving van dit instrument kan men helaas geen beroep doen op het parochiearchief van de H. Clemensparochie, maar is men aangewezen op archivalia die elders bewaard zijn gebleven. Het oudste document over de bouw van het orgel dat bewaard is gebleven, is een bestek dat door de Nederlandsche Klokken- en Orgelraad op 6 mei 1922 is opgesteld met voorwaarden voor de levering van een orgel. Volgens het bestek moesten de inschrijvende orgelmakers hun offertes uiterlijk 3 juni 1922 hebben ingediend bij het bureau van deze instantie in Utrecht.
De opdracht werd uiteindelijk gegeven aan de Duitse orgelbouwer Fa. Steinmeyer. Het instrument werd op 10 juni 1923 tijdens het Lof ingewijd.
Na oplevering bestelde de parochie bij de orgelbouwer nog de Piccolo 2’ van het Zwelwerk, die al in het bestek vermeld was, en de Violon 16’ van het Pedaal, die oorspronkelijk niet gepland was. De Violon kreeg een afzonderlijke lade. Dit en het toegevoegde knopje in de speeltafel bevestigen dat deze toevoeging na de vervaardiging van de overige onderdelen in de werkplaats dateerde.
Het instrument bleef de decennia door ongewijzigd. Het onderhoud kwam in handen van Fa. Elbertse te Soest.
In 1997, toen al duidelijk was dat de Clemenskerk aan de eredienst onttrokken zou worden, bracht Ton van Eck namens de KKOR een rapport uit over het orgel. Een potentiële koper van het kerkgebouw vroeg in 2007 tevergeefs subsidie aan voor kerk en orgel, waarop deze zich terugtrok. Twee jaar later werd alsnog subsidie verleend.
Het gebouw werd verkocht aan de Nationale Maatschappij tot behoud, ontwikkeling en exploitatie van industrieel erfgoed BOEi, met uitzondering van het orgel dat het Bisdom Haarlem-Amsterdam wilde behouden voor gebruik in de eredienst. Bij de zoektocht naar een andere locatie voor het instrument werd Ton van Eck door het bisdom opnieuw als adviseur namens de KKOR ingeschakeld.
Van de verschillende mogelijkheden bleek de H. Mariakerk (Koepelkerk) te Bussum uiteindelijk over de beste papieren te beschikken. De belangrijkste overwegingen hierbij waren dat de in 1921 gebouwde Bussumse kerk wat afmetingen, stijl en akoestiek betreft overeenkomt met de H. Clemenskerk. Het is een schepping van Cuypers, die ook de uitbreiding van de H. Clemenskerk in 1920 had ontworpen. De H. Mariakerk mist al enkele decennia een pijporgel, sinds het Pels-orgel buiten werking was gesteld. Tot slot zou het orgel, dankzij plaatsing in Bussum, in de regio van zijn oorspronkelijke locatie blijven.
Voor de verplaatsing van het instrument werd een deel van de subsidie gebruikt die in 2009 ter beschikking was gekomen voor de restauratie van het Hilversumse kerkgebouw met orgel. De opdracht voor de overplaatsing en restauratie werd gegund aan Adema’s Kerkorgelbouw.
Mede op instigatie van Ton Koopman, die in de Bussumse parochie woont, werd besloten de pedaaldispositie met een Bazuin 16’ uit te breiden. De wijze waarop dit gebeurde, sluit aan bij de manier waarop Steinmeyer het instrument na de aanvankelijke oplevering uitbreidde met een Violon 16’: de Bazuin kwam op een eigen lade te staan.
Verplaatsing/restauratie
Bij de verplaatsing/restauratie van het instrument vonden de volgende werkzaamheden plaats.
De kas werd gereinigd en waar nodig hersteld. Omdat het orgel nu vrij in de ruimte is opgesteld, is er een nieuwe houten achterwand gemaakt.
De balg werd in- en uitwendig gereinigd; inwendig en buiten op de hoeken werd hij opnieuw beleerd. De kanalen zijn van nieuw leer voorzien. Er is een nieuwe windmachine (1400 toeren/min.) geplaatst in een geluiddempende kist. Ook is een rolgordijn aangebracht tussen windmachine en balg.
De laden zijn gedemonteerd tot op het cancellenraam. Alle Taschen zijn uitgenomen, waarna de scheuren in de laden zijn gedicht, waar nodig met houten ‘veren’. De Taschen zijn alle gecontroleerd en waar nodig is het leer vervangen. Daarna zijn de Taschen weer teruggeplaatst en is nieuw papier op de registercancellen aangebracht. De loden conducten zijn alle nagezien en inwendig onder hoge druk gereinigd.
De speeltafel is geheel gedemonteerd, waarna alle pneumatische apparatuur is nagezien en waar nodig hersteld. De membranen zijn vervangen.
Het ontbrekende en beschadigde beleg van de ondertoetsen is vervangen, evenals alle ebben boventoetsen waarvan er vele te sterk gesleten waren. Tevens is er op passende wijze, analoog aan de uitbreiding voor de Violon 16’, een knopje aangebracht voor de Bazuin 16’.
Vervolgens zijn alle onderdelen gemonteerd en is de apparatuur van de speeltafel in het atelier gecontroleerd.
De pijpen zijn alle gereinigd en indien nodig hersteld. Het pijpwerk vertoonde overigens nauwelijks beschadigingen. Wel waren veel houten pijpen aangetast door houtworm. De delen die te ernstig waren aangetast, zijn vervangen, de delen waarbij dat nog mogelijk was, kregen een behandeling met een houtwormbestrijdingsmiddel.
Omdat het orgel thans veel dichter bij de toehoorders staat dan in de H. Clemenskerk en de klank als opdringerig werd ervaren, is in overleg met de adviseurs besloten de winddruk te verlagen van 120 mm naar 110 mm.
Tot slot werd de lade van de Bazuin geplaatst en aangesloten op de bestaande tractuur, waarna de pijpen werden opgesteld en geïntoneerd.
Informatief boekje
Ter gelegenheid van de overplaatsing van het instrument verscheen een zeer informatief boekje van Ton van Eck en Dave Lazoe, waarin naast een uitvoerige beschrijving van het orgel en zijn geschiedenis tot op heden, het instrument in de bredere context van de rooms-katholieke orgelbouw rond 1920 wordt geplaatst.
Dispositie;
De beschrijving volgt de lade-indeling vanaf het front naar achter. De zinken en orgelmetalen pijpen zijn voorzien van slagletters,de registernamen in kapitalen, waarvan de meeste namen in het Duits. Indien niet anders aangegeven, stammen de pijpen uit1923 en zijn de metalen pijpen cilindrisch en open. Ze zijn voorzien van spitsgeritste bovenlabia. Opmerkelijk is tevens dat devoeten van de grotere houten pijpen niet aan het corpus zijn gelijmd, maar daar los in zijn bevestigd, zodat ze gedraaid kunnenworden om de stelschroef te kunnen bereiken.
Hoofdwerk | (Manuaal I, C-g3) |
Prestant 8’ | C-gisº in het front, zink, expressions; C-cº rolbaarden;. Vanaf a° op de lade, aº-h¹ zink, c2-g3 spotted metal; aº-g³ zijbaarden en expressions |
Viola di Gamba 8’ | C-g° zink, gisº-g³ metaal, hoog tingehalte; C-h² freins, c³-g³ zijbaarden; C-g³ expressions |
Holpijp 8’ | C-h° grenen, open, stemkleppen, c¹-h¹ zink, open, c²-g³ spotted metal, dubbele lengte met gaatjes (overblazend); c¹-g³ expressions; ronde opsneden. Eigenlijk is dit een Duitse Hohlflöte |
Gemshoorn 8’ | C-g³ open, conisch; C-h¹ zink, c2-g3 spotted metal; C-g³ zijbaarden, expressions en licht ronde opsneden |
Octaaf 4’ | C-h° zink, c¹-g³ spotted metal; C-g³ baarden; C-h² expressions, c3-g³ stemkrullen |
Mixtuur 2’, 3-4 sterk | C-H van het 2’-koor zink, de overige pijpen van spotted metal. De grotere pijpen met baarden; de kwintkoren met stemkrullen en de kleinere op lengte, de octaafkoren met expressions en de kleinere op lengte. Samenstelling: C 2 11/3 1 f0 22/3 2 11/3 1 f¹ 4 22/3 2 11/3 f² 51/3 4 22/3 2 |
Trompet 8’ | C-h2 tongwerk met zinken stevels en bekers en intonatieslitsen, c³-g³ steeds twee labiaalpijpen per toon van spotted metal: één wijde en één enge pijp, welke laatste zijn voorzien van freins; C-h² Franse kelen en lepels, Duitse stemkrukken; loden enkelvoudige koppen met kraag; c³-g³ expressions |
Pedaal | (C-f1) |
Octaafbas 8’ | C-f¹ in het front; zink; C-cº rolbaarden, cisº-f¹ zijbaarden |
Subbas 16’ | corpora van grenen met eiken voorslagen, ronde opsneden. Beuken voeten met stelschroeven. Voor het werk van Steinmeyer kenmerkend model handgrepen bij de stoppen |
Violon 16’ | eveneens van grenen; op eigen lade; voor factuur zie Subbas; grenen stemschuiven; C-D gekropt |
Gedekt 16’ | = transmissie Bourdon 16’ Zwelwerk. Zie aldaar |
Bazuin 16’ | 2012; C-f¹ grenen stevels, zinken bekers met intonatieslits, Duitse koppen (enkele kop met kraag), beleerde traanlepels |
Zwelwerk | (Manuaal II, C-g3) |
Celeste 8’ | C-H gecombineerd met Salicionaal 8’; c°–g° zink, gisº-g4 tin (hoog percentage); cº-h² freins, cº-g³ expressions, gis³-g4 stemkrullen |
Traversfluit 4’ | C-hº zink, c¹-g4 spotted metal; c1-g³ overblazend, expressions; licht ronde opsneden; gis³-g4 op lengte |
Gedekt 8’ | C-cis² grenen, gedekt; d²-g4 metaal; d²-h² gedekt, zijbaarden; c³-g4 open, op lengte; ronde opsneden |
Piccolo 2’ | open, conisch; C–H zink, cº-g3 spotted metal; cº-gis² overblazend; a²- g³ op lengte (niet uitgebouwd in het superoctaaf); C-gis² expressions |
Sesquialter | Samenstelling: C 22/3 -13/5; 22/3’-koor: C–h¹ zink, cº-g³ spotted metal, ronde opsneden, stemkrul- len; 13/5’-koor:conisch, open; C-H zink; C-g³ stemkrullen |
Hobo 8’ | Duitse model; C-g³ zink (zie Trompet 8’); C-H fagotmodel; cº-g³ bekers met dubbele conus, onder nauw, boven wijd uitlopend (pavillon); C-f² beweegbare deksels met gebombeerde bovenzijde en 4 gaten; fis²-g³ vaste deksels met één gat; gis³-g4 labiaalpijpen, nauwe mensuur, freins, stemkrullen |
Salicionaal 8’ | C-g° zink, gisº-g4 tin (zie Céleste); C-h° freins, c¹-h² kastbaarden, c³-g4 zijbaarden; C-g³ expressions, gis³-g4 stemkrullen; ronde op- sneden |
Vioolprestant 8’ | C–h¹ zink, c²-g4 spotted metal; C-h³ expressions, c4-g4 stemkrullen Bourdon 16’ C-g³ grenen (zie Subbas 16’); gis³-g4 spotted metal, open, op lengte |
toonhoogte: a = 435 Hz
winddruk: 110 mm Wk
stemming: evenredig zwevend
JAAP JAN STEENSMA (de paragraaf Verplaating/restauratie bevat een geredigeerde tekst van Ton van Eck uit de brochure)
Bronnen
- Peter van Dijk, Rogér van Dijk, Hans Fidom en Hans Steketee, Het
Historische Orgel in Nederland, Supplement (Amsterdam 2010) 221-
222; - Ton van Eck en Dave Lazoe, Het Steinmeyer-orgel uit de H. Clemenskerk
te Hilversum in de H. Mariakerk te Bussum (brochure, Bussum
2012); - Monumentenregister van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed:www.monumentenregister.cultureelerfgoed.nl;
- Orgeldatabase van Piet Bron:www.orgbase.nl
- Website Pels en Van Leeuwen:http://www.pelsenvanleeuwen.nl/default.aspx?nid=3000
- Website VriendenSteinmeyer-orgel Koepelkerk Bussum: www.orgelkoepelkerk.nl
[internetsites laatst geraadpleegd op 15 november 2013].
Foto: Arie den Dikken