Grou, St.-Piter

Het ORGEL | Jaargang 109 | (2013) | Nummer 4

Grou, St.-Piter
[Orgelbouwnieuws uit Het Orgel  2013/04]

 


Foto: Carl Visser


Het huidige orgel in de St.-Piter van Grou werd gemaakt in de jaren 1850 tot 1852 door de orgelmakers L. van Dam en Zonen te Leeuwarden.
Dit orgel verving een instrument dat Willem Meynderts in 1654 bouwde. In de dispositieverzameling van N.A. Knock uit 1788 wordt deze orgelmaker ‘Monsr. Meinardi’ genoemd. Het driemanualige orgel van Meynderts verving een instrument uit de zestiende eeuw. In de dispositieverzameling van Knock zijn verdere details te vinden.
Het nieuwe orgel van Van Dam kreeg een plaats op de scheiding van schip en koor, aan de oostzijde van het schip. Het oude orgel moest speelbaar gehouden worden tot het nieuwe instrument klaar was. Er moet een bepaald moment geweest zijn waarop beide orgels tegenover elkaar gestaan hebben.
Adviseur bij deze nieuwbouw was S.W. Velds, organist van de Martinikerk in Sneek. Velds verzocht de volgende orgelmakers een prijsopgave te maken naar aanleiding van een door hem ontworpen bestek(!): W. Hardorff, C.F.A. Naber, G.W. Lohman, J.C. Scheuer en L. van Dam.
Na vele onderhandelingen tussen de verschillende orgelmakers en de adviseur werd uiteindelijk gekozen voor de laatstgenoemde orgelbouwer.
De ingebruikneming van het orgel vond plaats op 9 januari 1853 met een bespeling door de adviseur. Velds stuurde hierna de kerkvoogdij zijn lovend keuringsrapport toe.
De kerkvoogden plaatsten hierop een advertentie in de Leeuwarder Courant ter aanbeveling van de orgelmakers uit Leeuwarden. Het orgel had volgens de beschrijvingen van Broeckhuyzen de onderstaande dispositie bij de oplevering:

Manuaal Positief Pedaal 
Prestant 16’ Gedakt 8’ Subbas Gedekt 16’
Octaaf 8’ Salicionaal 8’ Prestant 8’
Holpijp 8’ Viol di Gamba 8’ Octaaf 4’
Portunaal D 8’ Salicet 4’ Fagot 16’
Octaaf 4’ Flute Travers 4’ Trombone 8’
Roerfluit 4’ Gemshoorn 2’  
Quint Prestant 3’ Dulciaan 8’  
Woudfluit 2’    
Mixtuur 3-4 st.    
Cornet 3 st.    
Trompet 8’    

een klavierkoppel, tremulant, drie afsluitingen, ventil, enz., calcanteschel, vier blaasbalgen
Uitwendig was het orgel nog niet af. Pas in 1855 werden de drie bekronende beelden geplaatst.
Het orgel heeft in de loop van de tijd verschillende veranderingen ondergaan. De herstellingen en veranderingen zijn steeds uitgevoerd door orgelmakerij L. van Dam en Zonen.
In 1858 werd een geheel nieuwe pedaalkoppel aangebracht. Deze zal waarschijnlijk over het groot octaaf gewerkt hebben. Ook in Franeker en de Westerkerk in Leeuwarden werden kort na de bouw zulke pedaalkoppels toegevoegd. Tevens werd de Fagot 16’ gerepareerd. Twee jaren later werden de frontpijpen geschuurd en gepolijst. Ook is de intonatie nagezien.
Ingrijpender was de situatie in 1865, toen de windvoorziening werd gewijzigd. De balgen werden verplaatst, de kanalisatie veranderd en de betimmering tussen orgelkas en balgen aangepast.
In 1867 is het orgel schoongemaakt. Ook zijn er toen veranderingen aangebracht in de dispositie van Bovenwerk en Pedaal. Op het Bovenwerk maakte de Gedekt 8’ plaats voor een Roerfluit 8’, de Dulciaan 8’ werd vervangen door een doorslaande Klarinet 8’. Van de pedaalregisters werd de Fagot 16’ verwijderd; er kwam een nieuwe Quintadeen 8’ voor in de plaats.
Een aantal jaren later, in 1880, zijn er veranderingen aangebracht aan de tongen en bekers van de Trompet 8’. Het is niet duidelijk om welke veranderingen het ging.
In 1886 werd het orgel opnieuw schoongemaakt, waarbij tevens enkele gebreken aan de claviatuur, de mechanieken en het ‘frontwerk’ verholpen werden. Ook vond er een verandering plaats in de samenstelling van de dispositie van het Hoofdwerk: de Portunaal D 8’ maakte plaats voor een Violon D 8’; opvallend is dat het naambordje van de Portunaal niet werd aangepast.
Vijf jaren later werd opnieuw een register vervangen op het Hoofdwerk: de Quint 3’ maakt plaats voor een Quintadeen 8’.
In 1908 werd in het kader van de kerkrestauratie het orgel zwart geschilderd. Architect hierbij was H.H. Kramer uit Leeuwarden. Hij stond echter niet achter de kleurstelling, zo is te lezen in een brief van hem aan de kerkvoogdij; hij legde de nadruk op de eenheid tussen orgel en banken: ‘….waarvan het edele eikenhout nu zo prachtig tevoorschijn komt.’ Uiteindelijk bleek dat de kerkvoogden hun voornemen hebben uitgevoerd.
Toen in 1919 het Bovenwerk in een zwelkast geplaatst werd, stak deze boven de kas uit; hij zou door middel van twee wit geschilderde schermen aan het zicht worden onttrokken. Hierbij werd ook opnieuw een dispositiewijziging doorgevoerd, namelijk in het Bovenwerk: de Salicet 4’ en de Dulciaan 8’ werden vervangen door respectievelijk Violon 8’ en Vox Celeste 8’.
Orgelmakerij Bakker & Timmenga voerde in 1974 een deelrestauratie uit. Hierbij werd de zwelkast verwijderd en het Bovenwerk teruggeplaatst conform de oorspronkelijke situatie. Tevens werden de windladen gerestaureerd en voorzien van trekvrije platen. De orgelkas werd hersteld, evenals de laatste dispositiewijziging: de Violon 8’ en Vox Celeste 8’ werden vervangen door respectievelijk een Salicet 4’ en een Dulciaan 8’.
Bij kerkrestauratie in 1992 werd het orgel in een mahonie-imitatie geschilderd.
Adviseur Jan Jongepier schreef in 1998 een omvangrijk restauratieplan, dat uiteindelijk in 2009 uitgevoerd zou worden door Orgelmakerij Bakker & Timmenga te Leeuwarden. Deze restauratie kwam onder advies te staan van Theo Jellema, die deze taak van Jongepier overnam.
Bij deze restauratie werd de orgelkas hersteld, evenals de mechanieken, claviatuur en windvoorziening. Het pijpwerk is schoongemaakt en waar nodig hersteld. De dispositiewijzigingen die in vroegere jaren zijn doorgevoerd, zijn bij deze restauratie gehandhaafd.
Zaterdag 10 december 2011 heeft de officiële inspeling van het gerestaureerde orgel plaatsgevonden door middel van een concert, gegeven door de adviseur.

Dispositie orgel in de St.-Piter te Grou

Hoofdwerk (c-g3)  Positief (c-g3) Pedaal (c-d1)
Prestant 16’ Gedakt 8’ Subbas Gedekt 16’
Octaaf 8’ Salicionaal 8’ Prestant 8’
Holpijp 8’ Viool de Gambe 8’ Quintadeen 8’
Quintadeen 8’ Salicet 4’ Octaaf 4’
Violon D 8’ Flute Travers 4’ Trombone 8’
Octaaf 4’ Gemshoorn 2’  
Roerfluit 4’ Dulciaan 8’  
Woudfluit 2’    
Mixtuur 2-4 st.    
Cornet 3 st.    
Trompet 8’    

koppeling HW-BW, Ped-HW
tremulant BW
afsluitingen HW, BW, Ped
windlossing
samenstelling Mixtuur 2-4 st.
C 2 11/3
c 2²/3 2
c¹ 4 2²/3 2
c² 4 2²/3 2 2
samenstelling Cornet 3 st.
c¹ 51/3 4 2²/3
Toonhoogte: a1 = 443 Hz 180 C
Winddruk: 77 mm Wk
Stemming: evenredig zwevend
Vier spaanbalgen (1853)

HENK DE VRIES www.henkdevries.info

Bronnen:

  • Rapport uit 1998 van Jan Jongepier;
  • mededelingen Theo Jellema;
  • Het Historische Orgel, deel 1850-1858 (Amsterdam 2002) 165-168;
  •  N.A. Knock Dispositien der merkwaardigste KERK-ORGELEN (facsimile-uitgave: Sneek 1968) 17;
  • G.H. Broekhuyzen Senior, Orgelbeschrijvingen, deel 1 (facsimile-uitgave: Amsterdam 1986) 291-292.