Zuidhorn, Hervormde kerk

Het ORGEL | Jaargang 109 | (2013) | Nummer 3

Zuidhorn, Hervormde kerk
[Orgelbouwnieuws uit Het Orgel  2013/03]

 


Foto’s: Kees Kugel

Het orgel in de Hervormde Kerk van Zuidhorn werd gemaakt door de orgelmakers Frans Caspar Schnitger jr. en Heinrich Hermann Freytag in compagnie. Het is gebouwd in de jaren 1792-1793 en werd op 1 april 1793 in gebruik genomen.
Dit instrument is niet het eerste in deze kerk. Bronnen geven aan dat de kerk al in 1578 over een orgel beschikte. Over dit instrument is helaas verder niets bekend. Wel is er iets bekend over het instrument dat vervangen werd door het huidige. Er is nog een contract uit 1663 bewaard gebleven waaruit blijkt dat er een overeenkomst was met orgelmaker Hendrick Huis.
Het is niet duidelijk waar het orgel gestaan heeft in de kerk of hoe het eruitzag.
Aan het eind van de achttiende eeuw verkeert het orgel van Huis in een zodanig slechte staat dat het moet worden gerestaureerd. Er is helaas niets van deze restauratie terechtgekomen. Uiteindelijk ontstond een nieuw idee: het laten maken van een nieuw orgel.
Frans Caspar Schnitger jr., een kleinzoon van de beroemde Arp Schnitger, zette na de dood van Hinsz in 1785 deze orgelmakerij voort. In 1788 kwam het tot een compagnonschap met orgelmaker Heinrich Hermann Freytag. Deze compagnons bouwden in 1792 hun eerste instrument in de kerk van Bierum. Het orgel van Zuidhorn voltooiden ze een jaar later.
Het contract dat deze compagnons sloten met de kerkvoogdij van Zuidhorn is bewaard gebleven. Daarin is te lezen dat de frontpijpen gemaakt dienden te worden van zuiver Engels tin, de overige pijpen van goed metaal. Het hout moest droog wagenschot zijn. De onderste toetsen van het klavier werden belegd met ivoor, de boventoetsen zijn van ebbenhout. Uit ruimtegebrek werden de drie spaanbalgen op zolder geplaatst, zij werden in werking gesteld door aan touwen te trekken.
De prijs van dit nieuwe instrument bedroeg ƒ 2.550. De orgelmakers namen het oude orgel van Huis over voor ƒ 75. Het resterende bedrag moest in drie termijnen worden betaald.
Er is in het contract van Schnitger/Freytag steeds sprake van een nieuw orgel. De oorspronkelijke dispositie volgens de schrijfwijze van het contract is:
‘Bestek van een geheel nieuw Orgel, in de kerk van Zuidhorn op Order der H. heeren Kerkvoogden, den H.W.G. heer M. Clant, Heere van Hankema.&.&.&.&. en den H.E.G. Heer W. Siccama, Burgermeester der Stad Groningen &.&.&. door F.C. Snitger en H.H. Freijtag in Comp, hier onder gespecificeerd.
Ar. 1.
Zal een nieuwe Sleep=Windlaad, van goed droog wagenschott worden gemaakt, verdeelt in lang Octaaf van groot C tot driegestreept d, in allen 51 claves met volgende 12 Stemmen.

1. Praestant 8 voet engelsch Thinn
2. Bourdon 16 voet
3. Holpijp 8 voet
4. Speelfluit 4 voet
5. Octaaf 4 voet
6. Nassat 3 voet
7. Gedakt=fluit 4 voet
8. Octaaf 2 voet
9. Woudfluit 2 voet
10. Sexquialter 2 sterk
11. Mixtuur 4.5.6 sterk
12. Trompet 8 voet’

Het orgel wordt op 28 en 29 maart 1793 gekeurd door organist J.H. Tammen, organist van de Academiekerk te Groningen. Deze is bijzonder lovend over het door Schnitger/Freytag geleverde resultaat.
In 1877 repareerde en wijzigde orgelmaker Petrus van Oeckelen het instrument. Hierbij werden de drie spaanbalgen vervangen door een magazijnbalg, die evenals de oude balgen ook op zolder gesitueerd werd. Verder werd de kanalisatie gewijzigd, werden de speel- en registermechanieken en claviatuur hersteld, en werd de orgelkas in rijtuigenzwart geschilderd met gouden bies. Tevens werd bij deze gelegenheid de dispositie gewijzigd, waarbij de Sexquialter plaats moest maken voor een Viola di Gamba 8’; de samenstelling van de Mixtuur werd gewijzigd in 2-4 sterk.
De nieuwe loden registerplaatjes werden aangebracht over de oude van papier. Ook volgde een volledige herintonatie op hogere winddruk dan voorheen en kreeg het instrument een moderne gelijkzwevende stemming.
De grootste ingreep in de geschiedenis van het orgel vond plaats in de jaren 1923-1924 toen orgelmakerij Van Dam (IV) uit Leeuwarden de opdracht kreeg het orgel te verbeteren. Tijdens de vergadering van kerkvoogdij op 7 november 1922 werd het besluit genomen dat het orgel omgebouwd moest worden van een eenklaviers naar een tweeklaviers orgel. Het Schnitger/Freytag-orgel werd in technische en artistieke zin omgevormd naar een eigentijds instrument. Alle mechanische onderdelen werden verwijderd en vervangen door een pneumatische tractuur en bijbehorende kegelladen. De oude claviatuur werd verwijderd, maar men liet de oude lessenaarsbak wel zitten, evenals de registerknoppen met opschriften. Aan de rechterkant, gezien vanuit de kerk, werd een gat in de orgelkas gezaagd en een nieuwe speeltafel geplaatst.
Vanaf dat moment is het een tweeklaviers orgel, waarbij de oude registers verdeeld waren over Hoofdwerk en Nevenwerk.
De oorspronkelijke Trompet 8’ werd vervangen door een zinken exemplaar, de Mixtuur en Nassat werden verwijderd. De Viola di Gamba en de magazijnbalg uit 1878 werden gehandhaafd.
De frontpijpen werden met zinkverf bespoten. Het pijpwerk op de lade werd opgeschoven zodat het orgel een halve toon boven normaal klonk. Tevens werd het pijpwerk voorzien van expressions. Vanwege de nieuwe pneumatische tractuur werd de winddruk opnieuw verhoogd. Voor de Octaaf 2’ gebruikte Van Dam uit eigen voorraad enkele pijpen om dit register te completeren.
Verder werden er nieuwe registers geplaatst op het tweede manuaal, namelijk een Violon 8’ en een Aeoline 8’.
De uitbreiding van het klavier werd mogelijk gemaakt door het plaatsen van gebruikt pijpwerk voor dis3-g3.

De situatie van 1924:
Manuaal I C-g3
Prestant 8’ 1793
Bourdon 16’ 1793
Holpijp 8’ 1793
Violon 8’ 1924
Octaaf 4’ 1793
Fluit 4’ 1793
Octaaf 2’ 1793/1924
Trompet 8’ 1924
Manuaal II C-g3
Viola di Gamba 8’ 1878
Holfluit 8’ 1793 (transmissie Holpijp HW)
Violon 8’ 1924 (transmissie Violon HW)
Aeoline 8’ 1924
Speelfluit 4’ 1793
Woudfluit 2’ 1793
Pedaal C-f1
Subbas 16’ (transmissie Bourdon HW)
Bourdon 8’ (transmissie Holpijp HW)
Vaste combinaties
PP/P/MF/F/T/O
Koppels Man II-I / Sub II-I / Super I / Ped-I / Ped-II

In 1973 maakte adviseur Klaas Bolt een restauratierapport. Het zou echter wegens het ontbreken van de benodigde gelden nog jaren duren voordat met de restauratie begonnen werd. Adviseur Aart van Beek bracht namens de landelijke Orgelcommissie van de Hervormde Kerk een Voorlopig Rapport uit. Ook dit rapport bleef zonder gevolgen.
Als in 1995 organist Kees Kugel zijn bezorgdheid toont aan de Kerkvoogdij over het functioneren van het orgel, wordt er gehandeld met daden. Stef Tuinstra wordt aangetrokken als adviseur. Het zal nog tot 2009 duren voordat de kerk subsidie ontvangt van het Rijk. Een jaar nadat de toekenning van de subsidie een feit is, wordt aan orgelmakerij Mense Ruiter de opdracht gegeven het instrument te restaureren/ reconstrueren.
Het orgel is gereconstrueerd naar het voorbeeld van de Schnitger/ Freytag-orgels van Bierum en Bellingwolde. Er zijn behalve nieuwe klavieren voor Hoofdwerk en Pedaal, ook nieuwe speel- en registermechanieken en wellenborden geplaatst. Nieuw is de windlade, evenals de gehele windvoorziening en de registers Nassat, Mixtuur, Sexquialter en Trompet. Ook is er onderzoek gedaan naar de mogelijk oorspronkelijke kleurstelling van het instrument.
Vrijdag 15 juni 2012 heeft de officiële inspeling van het gerestaureerde orgel plaatsgevonden door middel van een concert, gegeven door de adviseur.

Dispositie:
Manuaal (C- d3)
Bourdon 16’ 1793
Praestant 8’ 1793
Holpijp 8’ 1793
Octaaf 4’ 1793
Speelfluit 4’ 1793
Gedakt Fluit 4’ 1793
Nassat 3’ 2012
Octaaf 2’ 1793/1924
Woudfluit 2’ 1793
Sexquialter 2 sterk 2012
Mixtuur B/D 3-6 sterk 2012
Trompet B/D 8’ 2012
Pedaal (C-d1)
aangehangen

Werktuigelijke registers
Tremulant
Windlosser
Toonhoogte: a1 = 465 Hz bij 180 C
Winddruk: 68 mm Wk
Stemming: Kellner
Drie spaanbalgen (2012)

HENK DE VRIES

Bronnen:
-Rapport Klaas Bolt/Stef Tuinstra, (1973/1997);
-Rapporttoevoegingen Stef Tuinstra (2003-2007);
-Mededelingen Stef Tuinstra;
-Het Historische Orgel, deel 1790-1818 (Amsterdam 1999) 83-85;
-Kees Kugel, Zyne werken wyzen zyne kunde aan (Groningen 2012);

-G.H. Broekhuyzen Senior, Orgelbeschrijvingen, deel 2 (Amsterdam 1986) 909.