Monnickendam, Grote Kerk

Het ORGEL | Jaargang 109 | (2013) | Nummer 1

Monnickendam, Grote Kerk
[Orgelbouwnieuws uit Het Orgel  2013/01]

 

Tijdens het laatste weekeinde van mei 2011 is in Monnickendam het gerestaureerde Gerstenhauer-orgel (1780) in gebruik genomen.
De keuze voor het uitgangspunt is gebaseerd op de historie van het instrument. De unieke neogotische vormgeving heeft geleid tot een plaatsing van de speeltafel dwars onder het orgel, met een complexe aanleg van tractuur tot gevolg. De hoge kosten voor de instandhouding direct na de bouw doen vermoeden dat het orgel van begin af aan problemen gegeven heeft. Van de werkzaamheden in de negentiende eeuw zijn die door orgelmaker Pieter Flaes in 1859-1860 het omvangrijkst.
Een eeuw later hebben kerkrestauraties, zoals op zoveel plaatsen, hun invloed op de plaatsing van de balgen. Was de tractuur vanuit (speel)technisch opzicht al niet gunstig, het in 1974 hoger plaatsen van de balgen leidde tot een problematische windvoorziening.

De restauratie had de door Flaes gecreëerde situatie van 1859 als uitgangspunt.
Aanpassingen uit later tijd die in kwalitatief opzicht niet als dissonant werden ervaren, zijn gehandhaafd. Omdat de bouwhistorie aanleiding geeft te veronderstellen dat het technisch functioneren nooit optimaal is geweest, zijn wat betreft de windinlaat in de bas enkele reversibele concessies gedaan aan het historische concept. Ook is de registratuur van het pedaal voorzien van contragewichten en – geïnspireerd door al aangebrachte voorbeelden van Flaes – versoepelen nieuwe bladveren de mechaniek van de manuaalregisters. Het pijpwerk liet, enkele opsneden van de Quintadeen 8’ (Bovenwerk) daargelaten, een winddrukverlaging van vijf millimeter toe (van 98 naar 93 mm Wk), waarmee de huidige winddruk waarschijnlijk overeenkomt met de ‘36 graden’ (Rijnlandse voet) die het orgel in 1780 had.
De combinatie van complexe tractuur, instabiele wind en het uitblijven van grote restauraties – tijdens de door De Koff begonnen en in 1974 door Flentrop afgeronde restauratie konden alleen de hoogst noodzakelijke werkzaamheden plaatsvinden – zorgden ervoor dat de in aanleg al zware speeltractuur berucht werd, en de stemming en registratuur onbetrouwbaar. Zo goed en zo kwaad als het ging werd het orgel bespeelbaar gehouden door orgelbouwer Maarten Oranje.
Vanaf 2004 kwam een vollediger restauratie dichterbij. Dirk Bakker maakte een technisch rapport met restauratieplan en de opdracht tot restauratie ging naar Orgelmakers Reil (Heerde). Een belangrijke financiële impuls werd gegeven door ‘de achterstandsregeling’ (2007) en Reil leverde het orgel in 2011 op. Tijdens de restauratie werd dankbaar gebruik gemaakt van de uitkomsten van onderzoek waarmee Gerard Verloop in 1996 begonnen was.
Uit dit onderzoek is gebleken dat ruim 400 pijpen, waarvan 33 voormalige frontpijpen, afkomstig zijn uit een eerder orgel dat al rond 1525 in de kerk moet zijn opgesteld. Ander pijpwerk is gemaakt in de periode dat Van Hagerbeer in Monnickendam werkte (1638-1640).
Net als bij andere orgels heeft Gerstenhauer (een deel van het) pijpwerk door anderen laten maken, onder wie in ieder geval Johannes Mitterreither (1733-1800) en Johannes Spoorman (1751-1807).
Het gerestaureerde orgel klinkt inmiddels weer tijdens diensten en concerten. Dankzij publicaties in woord en klank geeft het instrument belangrijke impulsen aan de lokale orgelcultuur.

Hoofdwerk (C-d3) Bovenwerk (C-d3) Pedaal (C-d1)
Prestant 16’ (1780) Bourdon 16’ (1525, 1640, 1780, 19e eeuw) Octaaf 8’ (1525, 1780, 1859, 1974)
Prestant 8’ (1780, 1859) Baarpijp 8’ (1780) Subbas 16’ (1780)
Fournituur II D (1525, 1640, 1780, 18e en 19e eeuw) Prestant 8’ (1780) Bazuin 16’ (1780)
Roerfluit 8’ (1780, 1974) Quintadeen 8’ (vrijwel geheel 1780, C-G# met Holpijp) Trompet 8’ (grotendeels 1780)
Viola di Gamba 8’ (af c, 1974, herintonatie 2011) Holpijp 8’ (vrijwel geheel 1780)  
Octaaf 4’ (1525, 1780) Fluit travers 8’ D (1780)  
Quint 3’ (1780) Salicionaal 4’ (2011)  
Octaaf 2’ (1525, 1780) Octaaf 4’ (vrijwel geheel 1780)  
Sifflet 1’ (1780, 1859) Roerfluit 4’ (1640, 1780, 1859)  
Terts 13/5’ B/D (1525, 1640, 19e eeuw) Octaaf 2’ (1525, 1640, 1780, 1859)  
Cornet IV D (1780, 1859) Sesquialter II D (1525, 1640)  
Mixtuur IV/V B/D (1525, 1640, 1780, 1859 en later) Woudfluit 2’ (1974)  
Quinta 6 D (1525, 1859) Gemshoorn 2’ (vrijwel geheel 1780)  
Quintina II B (16e eeuw, 1525, 19e eeuw) Flageolet 1’ (1780)  
Sesquialter II D (1525, 18e eeuw, 19e eeuw) Voxhumana 8’ (vrijwel geheel 1778)  
Trompet 16’ B/D (1780)    
Trompet 8’ B/D (1780)    

Tremulant (inliggend) HW (1974)
Tremulant (opliggend) BW (1974)
Windlosser, calcantenklok en 3 afsluitingen sinds 1974 buiten gebruik
Klavierkoppel (1860)
Pedaalkoppel (2011)
Nihil
4 spaanbalgen
Winddruk 93 mm WK
a1 = 441,5 Hz bij 16 C
Temperatuur: Neidhardt II
Vulstemmen:
Fournituur: 8’ (gedekt), 4’
Cornet: 4’, 2 2/3’, 2’, 1 3/5’
Mixtuur: C 2 1 1/3 1 2/3      c 4 2 2/3 2 11/3           c1 8 5 1/3 4 2 2/3           c2 8 5 1/3 4 2 2/3 2
Quintina: 22/3’, 11/3’
Sesquialter: 2 2/3’, 1 3/5’

JAAP JAN STEENSMA

Bronnen:
Maarten Seijbel, De Orgelpracht van de NederlandseSteden 1 (2003), verkrijgbaar bij het secretariaat van de Stichting tot Behoud van het Nederlandse Orgel orgelstichting@hetnet.nl
Gerard Verloop, tiendelige serie Rondom het orgel van Monnickendam.Verkrijgbaar bij Stichting Collectie Verloop (Vincent van Goghlaan 29,1741 JR, Schagen verloop.gerard@planet.nl ;
Dirk Bakker, Hans Reilen Jan Koelewijn, Het herboren orgel van de Grote Kerk Monnickendam(2011). Brochure verkrijgbaar via de contactpagina van de websitevan de kerk;
Mededelingen Dirk Bakker.