Gekanaliseerde emotie. Over het orgeloeuvre van Johan G. Koers

door David de Jong |Het ORGEL |Jaargang 109 |(2013) |Nummer 1

David de JongGekanaliseerde emotie. Over het orgeloeuvre van Johan G. Koers
Het ORGEL 109 (2013), nr. 1, 4-9 [samenvatting]

De Friese componist Johan G. Koers (1953) studeerde orgel bij Piet Post en Haite van der Schaaf, maar moest vanwege gezondheidsproblemen afzien van een carrière als concertgever. Hij legde zich toe op het lesgeven, de muziekjournalistiek en het componeren. Zijn opvatting dat muziek ‘gekanaliseerde emotie’ is, is ook een goede typering van zijn composities. De emotionele lading van zijn werken wordt altijd gevat in een rationele structuur. Daardoor zijn ze, ook als het idioom steeds geavanceerder wordt, goed mee te maken voor een hoorder die zich daarvoor wil inspannen.
In Koers’ zijn eerste drie orgelwerken, te weten: Triptyque (1975), Toccata (1977) en De Profundis (1983), ligt die emotie nog meer onder de oppervlakte.
Nadien volgt een periode waarin hij voor andere instrumenten dan orgel schreef. In die tijd veranderde ook zijn stijl, niet alleen in de structuur maar ook in de klankkleur van zijn werken. Door het experimenteren met chromatiek, hele toonsreeksen en octotoniek is zijn idioom meer Frans van kleur geworden. Dit is ook terug te vinden in zijn eerste orgelwerk uit deze periode: Choral pour orgue (1997). In de werken na het Choral, zoals de Hymnus Veni Redemptor Gentium (2001), komt nog één nieuw element naar voren: een meer geavanceerde ritmiek. Het laatst gepubliceerde orgelwerk van Koers is Versus Alleluiatici uit 2007.
Koers is geen avant-gardist. Hij onderscheidt zich van veel andere hedendaagse componisten doordat zijn composities compact en overzichtelijk blijven: ze hebben ‘kop en staart’. Ondanks het feit dat ze voluit hedendaags klinken, blijven ze daardoor voor zowel de hoorder als de speler ‘behapbaar’.