Muziekretoriek in Sweelincks klaviervariaties over geestelijke liederen (I)

door Julia Dokter | Het ORGEL | Jaargang 108 | (2012) | Nummer 5

 

Julia Dokter Muziekretoriek in Sweelincks klaviervariaties over geestelijke liederen (I)
Het ORGEL 108 (2012), nr. 5, 14-23 [samenvatting]

Onze kennis van de muziek van Jan Pietersz. Sweelinck, van wie dit jaar het 450ste geboortejaar gevierd wordt, is de afgelopen jaren vergroot, hoofdzakelijk door cultuur-historische en bronnenstudies. Maar een analytisch onderzoek dat direct invloed heeft op onze waardering van het klankconcept van Sweelincks muziek, ontbreekt nog steeds. Dit tweedelige artikel maakt een begin met het wegwerken van dit hiaat door Sweelincks geestelijke variatiewerken voor klavier te analyseren, waardoor nieuwe inzichten verkregen worden voor de uitvoeringspraktijk van deze werken. De klavier-variatiewerken van Sweelinck over geestelijke liederen worden onderzocht in relatie met de bijbehorende tekst door de tekst te plaatsen bij de cantus firmi. In deze klaviervariaties komt men talrijke muzikale figuren tegen. Door de muziekretorische figuren te gebruiken die gecatalogiseerd zijn door theoretici en musici uit de tijd van Sweelinck en de tijd ervoor en erna, wordt in dit artikel een methode gepresenteerd waarmee de semantische betekenis achter deze muziekfiguren ontsloten kan worden. Er wordt een grondgedachte geformuleerd die het mogelijk maakt om de muziekretorische figuren in Sweelincks geestelijke variatiewerken te ontdekken. Vervolgens worden een aantal gedetailleerde analysen van variatiereeksen gegeven die op deze gedachte gebaseerd zijn.
In het eerste deel van dit artikel worden variatiereeksen besproken die de complete liedtekst behandelen. Dit wordt gedaan aan de hand van de variatiereeksen ‘Allein Gott in der Höh sei Ehr’ en ‘Ich ruf zu dir’.