Grijpskerk, Hervormde kerk
Het ORGEL | Jaargang 108 | (2012) | Nummer 3
Grijpskerk, Hervormde kerk [Orgelbouwnieuws uit Het Orgel 2012/03] |
Foto’s: Stef Tuinstra
De Hervormde Kerk te Grijpskerk is gebouwd tussen 1607 en 1612.
Uit die tijd dateert ook de huidige kansel. Het huidige orgel is gebouwd door de gebroeders Luitjen Jacob en Jacob van Dam, en opgeleverd in 1832. Het is niet bekend of er voorheen een ander instrument gestaan heeft. De bouw is mede mogelijk gemaakt door mejuffrouw Aaltje Thomas Wiersema; zij liet een legaat na van 3.300 gulden. Een gedenksteen in de muur achter het orgel vermeldt het volgende: ‘Dit nieuw Orgel, is, tot opluistering van de openbare / Godsdienstoefening door Mejuffrouw / AALTJE THOMAS WIERSEMA / Ten geschenke gegeven / Aan de Hervormde / Gemeente te Grijpskerk, / En vervaardigd, door de Heeren L. en J. van Dam / Orgelmakers te Leeuwarden Anno 1831’
Het orgel wordt op 25 oktober 1832 ingewijd door ds. J. Wijbeling.
De inspeling en keuring worden verricht door Jonkheer mr. S.W. Trip uit Groningen. Volgens de Orgelbeschrijvingen van G.H. Broekhuyzen Sr. heeft het op dat moment ‘15 stemmen, twee handclavieren van 4½ octaaf, aangehangen pedaal van 1 ½ octaaf [en] drie blaasbalgen
Manuaal | Positief |
Prestant 8’ | Prestant 4’ |
Bourdon 16’ | Flute douce 8’ |
Holpijp 8’ | Viola di Gamba 8’ |
Octaaf 4’ | Fluit d’ amour 4’ |
Quint 3’ | Woudfluit 2’ |
Sup. Octaaf 2’ | Dulciaan 8’ |
Cornet 2-st | |
Mixtuur 3-4-5 st | |
Trompet geh. 8’ | |
tremulant, ventil voorts een trekkoppeling van eene nieuwe vinding, twee afsluitingen en calcantenschel.’
In 1868 raakt het orgel beschadigd bij een kerkbrand. In hetzelfde jaar herstelt Petrus van Oeckelen uit Harenermolen het instrument; hij voert tevens een aantal wijzigingen door. Op het Hoofdwerk wordt de Cornet vervangen door een Holfluit 8’ discant en de Trompet maakt plaats voor een nieuw exemplaar. Daarnaast wordt de samenstelling van de Mixtuur gewijzigd, waarbij onder andere het tertskoor verdwijnt.
Op het Bovenwerk wordt de Prestant 4’ opgeschoven tot 8’. Er komt een nieuwe Viola di Gamba 8’ en de Dulciaan 8’ maakt plaats voor een Klarinet 8’. Ten slotte wordt de inliggende tremulant verwijderd.
Het pijpwerk van Van Dam ondergaat een herintonatie op een hogere winddruk.
Het pedaalklavier van Van Dam loopt tot g, echter het wellenbord van het pedaal loopt tot h. Van Oeckelen besluit om nieuwe mechanieken te maken voor de ontbrekende toetsen gis – h, maar wel een pedaalklavier te plaatsen met de omvang C-d1. Ook worden er nieuwe registeropschriften gemaakt en worden er bekroningen geplaatst op de orgelkast. Tevens wordt de orgelkast aan de voor- en zijkanten beschilderd in de stijl van Van Oeckelen. De windvoorziening bleef zoals Van Dam haar had vervaardigd. Na deze werkzaamheden keurde Jonkheer mr. S.W. Trip het orgel opnieuw.
Van 1868 tot 1900 heeft orgelmakerij Van Oeckelen het instrument in onderhoud. Daarna gaat dat naar orgelmaker Doornbos uit Groningen.
In 1927 heeft Doornbos het orgel tijdens een grote onderhoudsbeurt hersteld en aangepast. Hierbij zijn de pijpen van drie registers van Van Dam van het Hoofdwerk, de Octaaf 4’, de Quint 3’ en de Octaaf 2’, vervangen door fabrieksmatig gemaakt pijpwerk van Doornbos.
Van 1953-1956 neemt de firma Holtman en Leemhuis het onderhoud over.
Na de restauratie van de kerk in 1962, waarbij het oude meubilair grotendeels is verwijderd en er heteluchtverwarming is aangebracht, is het orgel opnieuw toe aan een grote onderhoudsbeurt. Orgelmakerij Mense Ruiter restaureert het instrument in 1963. Doordat de kerkelijke gemeente op dat moment niet beschikt over genoeg financiële middelen, wordt besloten geen fundamentele vernieuwingen door te voeren. Wel worden de windladen aangepast aan de in de kerk aangebrachte heteluchtverwarming. De firma Mense Ruiter zal het orgel tot aan de meest recente restauratie in onderhoud hebben.
Recente restauratie In 1986 maakte adviseur Jan Jongepier een bouwkundig en historisch rapport om een volledige restauratie op korte termijn mogelijk te maken.
Uiteindelijk zal het nog tot 2007 duren voordat die restauratie plaatsvindt. Stef Tuinstra wordt dan aangesteld als adviseur; hij actualiseert het rapport van 1986.
In 2009 is het financieringsplan rond en kan aan de restauratie worden begonnen. De opdracht voor restauratie wordt gegund aan Orgelmakerij Reil BV uit Heerde. Rijksconsulent namens de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is Wim Diepenhorst. De gebroeders Leo en Gerard Boer uit Wildervank nemen het schilderwerk voor hun rekening.
De register- en speelmechanieken van 1832 zijn hersteld, de draadgaten zijn gepropt en overal is nieuw messing draadwerk aangebracht.
De originele claviatuur, de orgelbank uit 1832 en het pedaalklavier uit 1868 zijn gerestaureerd. De pedaalomvang is uitgebreid tot d1 door het aanbrengen van een nieuw walsraampje.
Van de orgelkast zijn de krimpnaden hersteld en is snijwerk gerepareerd. De nog aanwezige oorspronkelijke kaskleur is opnieuw aangebracht over de oude verflagen heen om de kleurgeschiedenis te behouden: rijtuigen zwart, afgezet met biezen van bladgoud. De aanwezige plastic letters op de onderslagbalk zijn verwijderd. De oude tekst bleek nog onder de latere verflagen aanwezig te zijn. Deze werd deels blootgelegd. De oorspronkelijke kleur was een zandsteenachtige marmer met daarop in zwarte letters met schaduw de gedachtenisnaam van de schenkster. Deze letters zijn gekopieerd en in goud met schaduweffect opnieuw aangebracht. De achterwand heeft nog de fraaie imitatie-bloemmahonie beschildering uit 1832; de lessenaar heeft een vrije wortelnotenimitatie.
De windvoorziening is geheel gerestaureerd: de drie spaanbalgen uit 1832 zijn uit elkaar genomen en opnieuw verlijmd, beleerd en daarna in de oorspronkelijke stelling teruggelegd. Een nieuwe windmotor en een elektronisch gestuurde regulateur zijn in een nieuwe dempkist geplaatst achter het balghuis in een ruimte waarin ook het torenuurwerk staat. De gehele windkanalisatie van 1832 is nagezien en opnieuw beleerd.
De eiken windladen van Van Dam zijn gedemonteerd, schoongemaakt, opnieuw verlijmd en beleerd. Er zijn enkele viltringen aangebracht voor de sleepafregeling. Er zijn geen trekvrije platen aangebracht.
Het pijpwerk in het front is gepoetst in plaats van gepolijst om het oude patina niet aan te tasten. Mede daarom zijn de labia niet opnieuw verguld. Het houten pijpwerk werd opnieuw verlijmd. De vele beschadigingen aan het metalen pijpwerk werden hersteld: ingescheurde randen en afgescheurde baarden gesoldeerd, deuken op leesten rechtgeklopt, en hoedafdichtingen winddicht en stemmingsstabiel hersteld.
Het pijpwerk is door de tijd heen nauwelijks ingekort, zodat als uitgangspunt a1=445 Hz genomen kon worden.
De feestelijke ingebruikneming heeft plaatsgevonden in het weekeinde van 29 oktober 2010.
Dispositie
De genoemde registervolgorde is volgens de opstelling van de pijpen op de windlade vanaf het front. Het metalen pijpwerk van Van Dam heeft een legering van 2/3 deel lood en 1/3 deel tin, dat van Van Oeckelen 3/4 deel lood en 1/4 deel tin. De verhouding lood/tin van het pijpwerk van 1927 is ongeveer 60%/40%.
Manuaal (C – f3) | |
Praestant 8’ | 1832; C-f1 in het front; Engels tin |
Holfluit 8’ D | 1868; metaal, cilindrisch, zeer wijde mensuur |
Bourdon 16’ | 1832; C-h0 grenen, vanaf c1 metaal |
Holpijp 8’ | 1832; C-H grenen |
Octaaf 4’ | 1927; C-H zink, overige metaal. |
Quint 3’ | 1927; metaal, prestantmensuur met smalle labia |
Octaaf 2’ | 1927; metaal |
Mixtuur 3-5 st. | B/D 1832/1868 C 2 vt. 3 st. c0 4 vt. 4 st. c1 8 vt. 5 st. |
Trompet 8’ B/D | 1868; geheel metaal, messing kelen; bas beleerd |
Bovenmanuaal (C–f3) | |
Praestant 8’ | 1832/1868; C-cis grenen, overig metaal; d-f2 in front |
Viola di Gamba 8’ | 1868; C-E gecombineerd met Holfluit 8’, enge mensuur met zeer kleine voetopeningen |
Holfluit 8’ B | 1832; C-h; C-H grenen, deels afgevoerd |
Fluit douce 8’ D | 1832; c-f3; metaal, gedekt |
Fluit d’Amour 4’ | 1832; metaal, C-h1 gedekt, overige conisch open |
Woudfluit 2’ | 1832; metaal, C-h gedekt, vanaf c1 conisch open |
Clarinet 8’ | 1868; doorslaand; messing kelen; geheel metaal; bekers deels schuin geplaatste bovenstukken |
Pedaal (C–d1) | |
Aangehangen |
Werktuiglijke registers
Klavierkoppel B/D 1832; deling tussen h en c1
Tremulant Bovenwerk 2010; op de plaats van tremulant 1832, met gebruik van oorspronkelijk registerplaatje
waar Van Oeckelen het woord ‘Nihil’ op liet schilderen
Windlosser 1832
Afsluiting Manuaal 1832
Afsluiting Bovenmanuaal 1832
Drie spaanbalgen achter het orgel
Toonhoogte: a1 = 445 Herz bij 18o C
Winddruk: 81mm Wk
Stemming: Stef Tuinstra, vrijwel gelijkzwevend: C-G, G-D, D-A, A-E en E-H 1/8 komma kleiner dan rein, H-Fis een 1/16 komma kleiner dan rein, Fis-Cis rein, Cis-Gis 1/8 komma kleiner dan rein, Gis-Es rein, Es-Bes, Bes-F en F-C een 1/16 komma kleiner dan rein
HENK DE VRIES
Bronnen:
- Rapport en mededelingen Stef Tuinstra;
- Rapport Jan Jongepier;
- Stef Tuinstra, Geschiedeniskroniek uit Programma ter gelegenheid van de ingebruikneming van het gerestaureerde Van Dam/Van Oeckelen- orgel van de Hervormde Kerk in Grijpskerk;
- Het Historische Orgel deel 1819-1840 (Amsterdam 2001), 283-285,101-103,308-310.