Woerden, parochiekerk van de H. Bonaventura
Het ORGEL | Jaargang 107 | (2011) | Nummer 3
Woerden, parochiekerk van de H. Bonaventura [Orgelbouwnieuws uit Het Orgel 2011/03] |
Foto: Ton van Eck
In de rooms-katholieke parochie van Woerden stond in de schuilkerk, die in 1767 tot stand kwam, een instrument dat in 1772 gebouwd was door een onbekende bouwer. Het orgeltje omvatte volgens de dispositieverzameling van G.H. Broekhuyzen tien registers op een handklavier en een aangehangen pedaal. H.D. Lindsen en Matthieu van Dinther voerden aanzienlijke werkzaamheden aan het orgel uit in respectievelijk de jaren 1843 tot 1845 en 1868. Vanaf 1884 was het onderhoud in handen van G.A.D.J. Gabrij uit Gouda. Deze plaatste het instrument over naar de in 1892 gewijde markante nieuwe parochiekerk, een schepping van architect Nicolaas Molenaar (1850-1930).
Daar deed het, getuige betalingen voor onderhoud, tot 1900 dienst.
Vanaf 1901 huurde de kerk een serafineorgel ter opluistering van de liturgie.
De eerste sporen in het archief met betrekking tot de bouw van een nieuw pijporgel dateren van 1916. Het betreft een schrijven van pater Cæcilianus Huigens met de vereisten voor een nieuw instrument. Hij noemde twee orgelmakerijen: de Alkmaarse fa. L. Ypma & Co, bestierd door Jos. Vermeulen, en de firma Maarschalkerweerd & Zoon uit Utrecht. Huigens verkoos de eerste. Hoewel de architect van de kerk zich bemoeide met het ontwerp, is het neogotische front gebaseerd op dat van het Vermeulen/Ypma-orgel van de Onze-Lieve- Vrouwe van de H. Rozenkrans in Amsterdam (1918). Dit front was een vrucht van architect Jan Stuyt. Huigens was overigens ook bij dit project betrokken. De overeenkomsten tussen beide orgels betreffen niet alleen de fronten, ook de disposities lijken sterk op elkaar. Uiteindelijk is het orgel in Woerden meer conform de wensen van Huigens uitgevoerd dan het instrument in Amsterdam. Een wens van Huigens was bijvoorbeeld de met een octaaf uitgebouwde lade van het Hoofdwerk ten behoeve van de superoctaafkoppel zoals in Woerden aanwezig. De firma Laukhuff uit Weikersheim (Dld.) leverde voor de Bonaventurakerk het technische deel van het orgel. Het instrument kreeg een vrijstaande speeltafel. De windladen werden uitgevoerd als pneumatisch geregeerde kegelladen.
Tijdens de opbouw van het orgel in 1921 week Vermeulen af van de opzet zoals bedoeld door Laukhuff. Tijdens de jongste restauratie zijn sporen aangetroffen die daarop wijzen. De bovenzijde van de hoofdwerklade kwam zo’n tachtig centimeter onder het hoogste deel van de onderkas te liggen, de lade van het Zwelwerk daarentegen veertig centimeter boven de onderbouw. De lage ligging van het Hoofdwerk belemmerde van meet af aan de klankuitstraling en het grote hoogteverschil tussen de beide manuaalwerken leidde dikwijls tot onderlinge ontstemming. Ook liet het laaggelegen Hoofdwerk in de onderkas geen ruimte voor de balg en de windmotor, die daarom opgesteld werden in de naastgelegen torenkamer. De oplevering van het orgel liep vertraging op door materiaalschaarste ten gevolge van de Eerste Wereldoorlog. De plechtige inwijding was op 22 mei 1921.
Het instrument beschikte toen over zesentwintig registers, verdeeld over twee handklavieren en een vrij pedaal. Verder was het voorzien van vele voor pneumatische orgels gebruikelijke hulpregisters en twee vrije combinaties. Twee jaar later schonk het zangkoor een beeld van de heilige Cæcilia, dat een plaats kreeg midden in het front.
In 1946 onderging de dispositie van het orgel wijzigingen waarin de invloed van de Orgelbewegung is te bespeuren. Op het Hoofdwerk verving men de Fluit harmoniek 8’ voor een Quint 2²⁄₃’, de pijpjes voor dis³ tot g³ werden gebruikt als labiale top van de Trompet 8’. De Fluit 4’ kwam – voorzien van roeren – als Roerfluit 4’ op het Zwelwerk te staan, de open plaats op het Hoofdwerk werd gevuld met een Octaaf 2’. De samenstelling van de Mixtuur werd verhoogd en alle pijpen ten behoeve van de superoctaafkoppel werden verwijderd. Op het Zwelwerk verdween de Dolce 8’ voor de eerder genoemde Roerfluit 4’. De Viola di Gamba 8’ en Violine 4’ ruimden het veld voor respectievelijk een Zingend Prestant 4’ en een Terts 1³⁄₅’. Ten slotte kreeg het tweede werk een Scherp erbij, geplaatst op een extra lade. De bediening ervan geschiedde met de voormalige registerknop van de tremulant. Voor dit laatste werktuiglijke register kwam een trede. Op het Pedaal werd de Quintbas 10²⁄₃’ opgeschoven tot Gedekt 8’ en de Cello 8’ vervangen door een Ruispijp.
Vanaf eind jaren zeventig openbaarden zich gebreken aan het orgel. In 1986 schreef Hans van der Harst een eerste rapport, waarin hij pleitte voor handhaving van de pneumatiek en een gedeeltelijke reconstructie van de dispositie. In 1991 raakte Ton van Eck namens de KKOR betrokken bij het orgel. Besloten werd het instrument voorlopig met rust te laten. De parochie verwierf als instrument voor de koorbegeleiding het orgel van de Onze-Lieve-Vrouw van de H. Rozenkrans in Tilburg, gebouwd in 1923 door Jos. Vermeulen in samenwerking met zusterbedrijf Gebr. Vermeulen uit Weert. Dit instrument met zestien registers, twee manualen en een pedaal, werd in 1998 in de Bonaventurakerk geplaatst tegen de muur van het episteltransept.
Toevoeging van het hoofdorgel aan de redengevende omschrijving van de rijksmonumentale kerk bood de parochie subsidiemogelijkheden om restauratie van het instrument ter hand te nemen. Van Eck stelde een restauratieplan op, dat uitging van herstel van de originele dispositie met toevoeging van de Terts 1³⁄₅’ uit 1946 op de suppletielade van de Scherp. Na een offertevergelijking gunde de parochie het werk aan Adema’s Kerkorgelbouw in Hillegom. Na demontage kwamen de eerder genoemde wijzigingen in de opstelling van de laden aan het licht. Door het maken van een gedeeltelijk nieuwe stelling kon de ongunstige opbouw worden gecorrigeerd. Hoofdwerk en Zwelwerk liggen nu op dezelfde hoogte, respectievelijk links en rechts gezien vanuit de kerk. Beide windladen hebben een indeling in halve tonen met de grootste pijpen aan de buitenzijde. Een chromatische pedaallade met de Contrabas en de Bazuin ligt achter de hoofdwerklade, de overige pedaalregisters staan rechts daarvan, ook in halvetoons indeling.
In de onderkas ontstond plaats voor de hoofdbalg en de windmotor. Bijkomend voordeel was een logischer aanleg van de conducten. De kas, die bestaat uit een eiken front en naaldhouten achter-, zijwanden en dak, is grondig gereinigd, ontdaan van latere toevoegingen en aangevuld waar nodig, behandeld tegen houtworm en opnieuw in de was gezet. De frontpijpen zijn opnieuw gespoten en voorzien van vergulding op de labia. Dit laatste is een toevoeging ter verlevendiging van het front. De speeltafel die werkt volgens het principe van inlatende wind, is geheel gereviseerd. Versleten ivoorbeleg van de ondertoetsen is vernieuwd en afgesleten eiken pedaaltoetsen zijn van opdikken voorzien. De hoofdbalg met in- en uitspringende vouw en de twee regulateurs voor de afzonderlijke manuaalwerken zijn nieuw beleerd. De grenen windkanalisatie is gedicht. De windladen zijn opnieuw verlijmd en kegels met garnituur vernieuwd waar nodig.
De registerkasten zijn nagezien. Het metalen pijpwerk is uitgedeukt, steminrichtingen hersteld, hoeden integraal uitgevuld; scheuren in de houten pijpen zijn gedicht. Voor de teruggekeerde registers is nieuw pijpwerk gemaakt of kon worden geput uit de voorraad van Adema.
Tot slot is de intonatie van het pijpwerk nagelopen en geëgaliseerd.
De presentatie aan de parochianen en direct betrokkenen vond plaats op 12 september 2010. Op 22 oktober 2010 volgde een openbare presentatie met een concert door adviseur Ton van Eck. Ter gelegenheid van de ingebruikneming verscheen een boekje met daarin de geschiedenis van de verschillende orgels van de Bonaventurakerk.
Dispositie: (registers in ladevolgorde vanaf het front)
Hoofdwerk | (I, C-g³, lade C-g4, voor alle registers geldt: gis³-g4 nieuw gemaakt) |
Prestantfluit 16′ | C-h¹ zink; C, Cis binnen in de torens; D-cis¹/dis¹-fis¹ in het front, spitsgeritste bovenlabia, ronde onderlabia, alle ingesoldeerd; overige op lade; d¹/ g¹-h¹ zink, ronde ingesoldeerde labia; c²- g4 metaal, geperste labia; expressions |
Prestant 8′ | C-h zink; C-cis/dis-fis in het front, zink, ingesoldeerde labia; d/g-h zink, ingesoldeerde ronde labia; c¹-g4 metaal, geperste labia; C-g4 expressions |
Fluit harmoniek 8’ | nieuw, metaal; C-H gecombineerd met c-h van de Prestantfluit 16′, c-d³ en gis³-g4 gereconstrueerd aan de hand van nog voorhanden zijnde pijpen dis³-g³ die in de Trompet 8′ waren gebruikt; gewreven labia; c-h² zijbaarden; c²-g4 overblazend |
Salicionaal 8′ | C-h zink, c¹-g³ metaal, geperste labia; expressions |
Bourdon 8′ | C-H vuren; c-h zink; c¹-g³ metaal, zonder bovenlabium, geperste onderlabia en zijbaarden |
Fluit 4’ | C-H zink, geperste labia; c-g³ metaal, c-g³ zonder bovenlabium, geperste onderlabia, zijbaarden; C-g² weer geheel gedekt gemaakt; gis²-g³ conisch open |
Octaaf 4′ | C-H zink, c-g³ metaal, geperste labia; c-f² expressions, fis²-h² met stemkrul, c³-g³ zonder steminrichting |
Mixtuur 2-5 st. | metaal; deels nieuw; geperste labia; pijpen langer dan 1/3′ met expressions, 1/3′ en korter op toon afgesneden; samenstelling: C 2 11/3 c 2²/3 2 11/3 c¹ 4 2²/3 2 11/3 c² 5¹/3 4 2²/3 2 11/3 c³ 8 5¹/3 4 2²/3 2 gis³ 8 5¹/3 4 |
Trompet 8’ | stevels zink, koppen lood, bekers C-h zink, c¹-g³ metaal; c²-g³ dubbele bekerlengte; Franse lepels en tongen |
Zwelwerk | (II, C-g³) |
Vioolprestant 8′ | C-h zink, c¹-g³ metaal, geperste boven- en onderlabia; expressions |
Viola di Gamba 8′ | gebruikt pijpwerk uit voorraad van de orgelmaker (afkomstig van Franssen uit Roermond); C-H zink, c-g³ metaal; expressions |
Bourdon 16′ | C-h vuren, c¹-h¹ zink, geperste labia, c²-g³ metaal, geen bovenlabia, geperste onderlabia; zijbaarden |
Dolce 8′ | C-e nieuw, zink; f-g³ gebruikt pijpwerk uit voorraad van de orgelmaker, metaal, trechtervormig; expressions |
Voix Céleste 8’ | vanaf c; c-h zink, c¹-g³ metaal, geperste labia; expressions |
Holpijp 8′ | C-H gecombineerd met c-h van de Bourdon 16′; c-h zink, geperste labia, c¹-g³ metaal, geen bovenlabia, geperste onderlabia; zijbaarden |
Violine 4′ | nieuw; C-H zink, c-g³ metaal, rond geritste labia; C-g² expressions, gis²-g³ zonder steminrichting |
Nasard 3′ | metaal, C-H geperste labia, c-g³ geen bovenlabium; C-b¹ expressions, h¹- e² stemkrul, f²-g³ zonder steminrichting |
Piccolo 2′ | metaal, C-D geperste labia, Dis-g³ geen bovenlabium; C-f¹ expressions, fis¹-h¹ stemkrul, c² -g³ zonder steminrichting |
Echo-Trompet 8′ | stevels zink, koppen lood, bekers C-h zink, c¹-h² metaal; Duitse traanlepels en tongen; c³-g³ nieuw vervaardigd i.p.v. de labiaalpijpjes uit 1946 |
Terts 13/5’ | op separate lade, metaal, C-H gedekte pijpen uit voorraad van de orgelmaker; c-g³ uit 1946 |
Pedaal | (C-f¹) |
(linker lade) | |
Bazuin 16′ | Duits fabrikaat; stevels vurenhout, koppen lood, bekers zink; Duitse lepels en tongen |
Contrabas 16′ | vurenhout; open |
(rechter lade) | |
Cello 8’ | nieuw; C-h zink, c¹-f¹ metaal, rondgeritste labia; expressions |
Fluit 4′ | C – H zink, c-f¹ metaal, geen bovenlabium; expressions |
Quintbas | 10 2/3’ C-b gecombineerd met Subbas 16′; h-f¹ vuren |
Subbas | 16′ vurenhout |
Werktuiglijke registers
koppelingen: I+II, P+I, P+II, I+I super, I+II sub
pistons in de lijst onder manuaal I v.l.n.r.: Auto. Ped., A[fsteller], PP, P, MP, MF, F, FF, T, A, Fr. Comb. I, Fr. Comb. II, A, Cresc. Einsch., A, Calcant
links van de klavieren: trekknop voor de Transpositeur
rechts van de klavieren: trekknop voor het Crescendo-Decrescendo, trekknop voor de Jalousie
balanstreden in het midden v.l.n.r.: Crescendo-Decrescendo, Jalousie
combinatietrede rechts: tremolo
toonhoogte: a¹=435 Hz bij 15°C
winddruk: 100 mm Wk (hoofdbalg en Pedaal), 85 mm Wk. (Hoofdwerk en Zwelwerk)
stemming: evenredig zwevend
CEES VAN DER POEL
Bron:
- Ton van Eck, Orgels in de Rooms-katholieke kerk van Woerden. Uitgave ter gelegenheid van de restauratie van het Vermeulen/Ypmaorgel in de H. Bonaventurakerk te Woerden (Woerden 2010).