Amsterdam-Noord, Nieuwendammerkerk

Het ORGEL |Jaargang 107 |(2011) |Nummer 1

Amsterdam-Noord, Nieuwendammerkerk
[Orgelbouwnieuws uit Het Orgel  2011/01]

De firma Kaat & Tijhuis Orgelmakers uit Kampen heeft het Hofmeyer-orgel (1849) van de Nieuwendammerkerk te Amsterdam-Noord gerestaureerd.
De officiële overdracht vond plaats op 23 oktober 2010, waarbij het orgel onder meer werd bespeeld door adviseur Henk Verhoef.
De Amsterdamse orgelmaker Tomas Hendrik Hofmeyer (1796-1852) leverde in 1849 een geheel nieuw orgel voor de vernieuwde kerk van Nieuwendam. Het is het enige nieuwbouwproject van Hofmeyer, die voornamelijk de kost verdiende met onderhoudswerkzaamheden. G.H. Broekhuyzen vermeldt in zijn Orgelbeschrijvingen dat de ingebruikneming plaatsvond op 28 oktober 1849, en geeft daarbij de volgende dispositie:

Manuaal (Hoofdwerk) Positief (Bovenwerk)
Prestant 8’Holpijp 8’
Fluit douce 8’Fluit 4’
Octaaf 4’Cornet 4 st.
Sup. Octaaf 2’Mixtuur 4 st.
Octaaf 2’
Quint 3’
Mixtuur 3 st.

Twee koppelingen, afsluitingen, tremulant, ventiel
Een enigszins merkwaardige dispositie die ongetwijfeld niet geheel correct is. Waarschijnlijk behoren de bij het Positief vermelde Cornet en Mixtuur op het Manuaal thuis (Mixtuur B/D 3-4 st.) en maakt de Octaaf 2’ deel uit van het Positief. Uit latere dispositieopgaven blijkt dat het bovenwerk nog een vierde register moet hebben gehad: een Viola di Gamba 8’. Verder ontbreekt in de opgave van Broekhuyzen een aangehangen pedaal.
De orgelmaker S.P.H. Adema herstelde en wijzigde het orgel in 1920. Hierbij werd naast het orgel een pneumatisch vrij pedaal toegevoegd met een Subbas 16’ inclusief een pedaalkoppel. Adema plaatste het Positief/Bovenwerk in een zwelkast. Hij vernieuwde het pijpwerk van de Fluit douce 8’ (vanaf g1) en de Viola di Gamba 8’ (geheel) en verving de Octaaf 2’ van het bovenwerk door een Voix Céleste, daarbij gebruik makend van pijpwerk van de Octaaf 2’. Middels een pneumatische lade voegde hij een Hautbois 8’ (vanaf c0) toe aan het bovenwerk. De afsluitingen werden buiten gebruik gesteld en er kwam een nieuwe tremulant.
Tussen 1920 en 1978 is de Voix Céleste weer teruggebracht tot een Octaaf 2’. Het exacte jaartal en de orgelmaker die hiervoor verantwoordelijk was, zijn tot op heden onbekend.
In 1978 nam de firma Fonteyn & Gaal het orgel grondig onder handen. Uitgangspunt was de originele toestand van 1849 te herstellen. De zwelkast en de pneumatische lade met daarop de Hautbois 8’ moesten dan ook het veld ruimen. De Viola di Gamba, die in 1920 door Adema was vervangen, is gereconstrueerd. Hetzelfde geldt voor het pijpwerk van de Fluit douce van het Hoofdwerk. Het door Adema toegevoegde Pedaal is van de galerij verwijderd en achter het orgel geplaatst, waarbij een geheel nieuwe Subbas 16’ is geleverd.
Tijdens de onlangs voltooide restauratie heeft de firma Kaat & Tijhuis het orgel grondig onder handen genomen. Uitgangspunt daarbij was de toestand waarin Hofmeyer het orgel in 1849 opleverde, met gebruikmaking van het werk van Fonteyn & Gaal. De windladen zijn grondig gerestaureerd, waarbij het verend sleepsysteem is verwijderd. De claviatuur is waar nodig hersteld, evenals de mechaniek en het pijpwerk. Ten slotte is de orgelkas geheel teruggebracht in de oorspronkelijke kleurstelling en zijn de labia van de frontpijpen opnieuw verguld. (Willem Jan Cevaal)

Huidige dispositie:
Hoofdwerk (C-f3)
Prestant 8’
Holpijp 8’
Octaaf 4’
Fluit 4’
Quint 3’
Octaaf 2’
Mixtuur B/D 3-4 st.
Cornet D 4 st.

Bovenwerk (C-f3)
Fluit dolce 8’
Viola di Gamba 8’
Roerfluit 4’
Superoctaaf 2’

Pedaal (C-d1)
Subbas 16’

Koppelingen: Hw-Bw B/D; Ped-Hw
Tremulant

Samenstelling Mixtuur:

C 2 1 1/3 1
c0 2 2/3 2 1 1/3
c1 4 2 2/3 2 2

Bronnen:
Peter van Dijk (red.), Het Historische Orgel in Nederland 1840-1849 (Amsterdam 2002) 360-362;
Arend Jan Gierveld (red.), Orgelbeschrijvingen door George Hendricus Broekhuyzen Senior I (tekst) (Amsterdam 1986) 593;
Informatie website Kaat en Tijhuis Orgelmakers.