Mühlheim-Saarn (D), Dorfkirche
Het ORGEL | Jaargang 106 | (2010) | Nummer 5
Mühlheim-Saarn (D), Dorfkirche [Orgelbouwnieuws uit Het Orgel 2010/06] |
De protestantse geloofsgemeenschap van Saarn (Duitsland) beschikt sinds 1683 over een eigen kerk. In 1775 verving men de eerste kapel, uitgevoerd in vakwerk, door een stenen exemplaar.
Waarschijnlijk waren dit nieuwe en ook het oude bedehuis niet voorzien van een orgel. Een strook papier afkomstig uit de niet meer aanwezige originele windlade van het huidige instrument noemt Franz Joseph Epmann uit Recklinghausen als bouwer en 1797 als bouwjaar.
In 1854 brak Richard Ibach, tweede zoon van de bekende Adolph Ibach uit Wuppertal-Barmen, het orgel af. Waarschijnlijk stond het instrument op dat moment in een kerk in Essen. Na de nodige aanpassingen plaatste Ibach het werkstuk in de drie jaar daarvoor sterk verbouwde Dorfkirche van Saarn.
In 1857 riep de gemeente orgelmaker Johannes Vermeulen uit Weert naar Saarn om de mechaniek te verbeteren en het orgel te stemmen. Uit archivalia blijkt dat in de jaren daarna regelmatig onderhoud aan het instrument werd uitgevoerd. In 1932 besloot de kerkenraad tot de bouw van een nieuw binnenwerk in de bestaande kas. De plaatselijke orgelbouwer Wellershaus kreeg daarvoor de opdracht, maar moest die, toen de gemeente een kwalitatief betere collega wenste, weer teruggeven. Uiteindelijk tekende men zes jaar na het besluit tot nieuwbouw een contract met de firma Wilhelm Sauer. Gesteggel met het Provinzialkirchliche Bauamt over een verandering in het front en daarna de oorlog vertraagden de bouw. Pas in 1941 was het instrument klaar. Op Tweede Kerstdag van dat jaar nam de gemeente haar gerenoveerde orgel met achttien stemmen, verdeeld over twee manualen en pedaal, in gebruik. De elektrische speeltafel stond op de galerij op enige afstand van de kas.
Een uitgebreide renovatie van het kerkgebouw begin jaren zestig vormde de aanleiding om het Sauer-orgel te vervangen. Deze keer gunde men het werk aan Willi Peter uit Keulen, die in 1941 het Sauer-binnenwerk had geplaatst en geïntoneerd en inmiddels als zelfstandig orgelmaker gevestigd was. De kas kwam bij die gelegenheid naar voren in de balustrade te staan en aan de achterzijde vergrootte Peter de kas. Het nieuwe orgel had een mechanische tractuur en telde twee manualen en dertien stemmen.
Aan het begin van de eenentwintigste eeuw waren opnieuw noodzakelijke werkzaamheden aan het gebouw aanleiding om zich te beraden over het orgel, dat vanwege een matige factuur in slechte conditie was geraakt. En opnieuw besloot men tot nieuwbouw, maar deze keer met als doel een binnenwerk te maken dat stilistisch aansloot bij de nog aanwezige historische kas van 1797.
De opdracht ging in 2006 naar orgelmaker Hans van Rossum uit Wijk en Aalburg.
Vanwege het huidige gewelf van de kerk was het niet mogelijk de kas volledig te reconstrueren naar de oorspronkelijke toestand.
Het orgelbalkon welfde ooit iets uit ter hoogte van de claviatuur, die – blijkens een foto uit 1925 – aan de voorzijde van de kas was gesitueerd.
De kas is in de rechte borstwering van het balkon blijven staan en kreeg achterkantbespeling. In de onderkas zijn nog verscheidene delen authentiek, enkele daarvan verschaften aanwijzingen over de oorspronkelijke kasdiepte, die dienovereenkomstig hersteld is.
Van de bovenkas zijn alle stijlen, profiellijsten en het snijwerk oud.
De oude kasdelen gaven de kleurhistorie prijs. Op basis daarvan is een nieuwe kleur gekozen en aangebracht.
Oorspronkelijk moet het instrument één manuaal gehad hebben.
Omdat nu gekozen werd voor een opzet met twee handklavieren en een vrij pedaal, moest de reconstructie van de dragende delen in de onderkas enigszins worden aangepast. De windladen voor het Hoofdwerk en het Pedaal zijn uitgevoerd in C- en Cis-laden, de cancelindeling volgt die van het front. Het Positief kreeg eveneens twee laden met een heletoons indeling, de grootste pijpen staan aan de buitenzijden van de kas. De handklavieren zijn uitgevoerd als staartklavieren. De windvoorziening met drie spaanbalgen is volledig van eiken vervaardigd.
Van de oorspronkelijke dispositie is niets meer bekend; het eenklaviers instrument zal gebaseerd geweest zijn op een Prestant 8’. De kas en met name het frontontwerp laten duidelijk zien dat Epmann, van wie weinig is overgeleverd, een navolger was van de orgelmakersfamilie Weidtmann uit Ratingen. Wellicht verwerkte Epmann in zijn instrument een ouder front van een Weidtmanninstrument.
Bewaard gebleven instrumenten laten zien dat de invloed van de familie Weidtmann op het gebied van de klank tot ver in de negentiende eeuw groot is geweest. Het lag dus voor de hand de nieuwe dispositie voor de kas in Saarn te baseren op de Rijnlands-Westfaalse stijl van rond 1800.
Omwille van het liturgische en concertante gebruik besloot men tot een tweeklaviers instrument met een bescheiden zelfstandig pedaal. De plaatsruimte in de kas dicteerde een tweede werk als onderpositief, zoals vaker voorkomt in Rijnland-Westfalen. De pedaalbezetting is bij gebrek aan historische regionale voorbeelden gekozen naar orgels uit Hessen.
Vanwege de beschikbare ruimte en de akoestiek van de kerk werd het enige tongwerk een Dulcian. Door het aanbrengen van een tweede pedaalkoppel naar het Positiv is dit register zo breed mogelijk inzetbaar.
Het Pedal en het Hauptwerk delen de Bordun 16’. Het groot octaaf van de Hohlflöte 8’ is van eikenhout. De Sesquialter en Mixtur van het Hauptwerk hebben dezelfde mensuur als de Octav 2’ van hetzelfde werk. Van de Flöte Travers zijn c2 tot en met f3 overblazend.
De hoogste tonen van de Rohrflöte 4’ (Pos) zijn conisch gebouwd. De stevels en koppen van de Dulcian 8’ zijn van ahorn; de kelen van de pijpen C-f zijn voorzien van loodbeleg.
De ingebruikneming van het orgel vond plaats op 28 juni 2009 met een concert door Peter van Dijk, die als adviseur bij het project betrokken was. De kerkelijke gemeente van Saarn gaf bij die gelegenheid een fraai vormgegeven brochure uit waarin de geschiedenis en de totstandkoming van het nieuwe binnenwerk uitvoerig beschreven wordt. Zelfs alle mensuren van het pijpwerk staan vermeld.
Dispositie Van Rossum-orgel in de Dorfkirche te Mühlheim-Saarn
Hauptwerk (II, C-f3) | Positiv (I, C-f3) | Pedal (C-d1) |
Bordun 16’ | Flöte travers D 8’ | Subbass 16’ |
Principal 8’ | Gedackt 8’ | Octave 8’ |
Hohlflöte 8’ | Rohrflöte 4’ | |
Octave 4’ | Nasard 3’ | |
Octave 2’ | Waldflöte 2’ | |
Sesquialter B/D 2-f. | Dulcian 8’ | |
Mixtur 4-f. |
Werktuiglijke registers
Manualkoppel (schuifkoppel)
Pedal-Hauptwerk
Pedal-Positiv
Tremulant
toonhoogte: a1 = 440 Hz bij 20°C
temperatuur: Vallotti
winddruk: 63 mm Wk
Cees van der Poel
Bron:
Die van Rossum-Orgel der Dorfkirche zu Mühlheim-Saarn. Entstehung – Veränderung – Rekonstruktion (Saarn 2009);
www.orgel-saarn.de