Versieren in het orgeloeuvre van Johann Sebastian Bach

door Léon Berben | Het ORGEL | Jaargang 106 | (2010) | Nummer 4

Léon Berben Versieren in het orgeloeuvre van Johann Sebastian Bach
Het ORGEL 106 (2010), nr. 4, 32-38 [samenvatting]

 

Het is vandaag de dag bij het uitvoeren van orgelmuziek van Johann Seb. Bach niet erg gebruikelijk versieringen toe te voegen die niet genoteerd staan. Toch beschrijft Walther dergelijke toevoegingen in zijn Praecepta der musicalischen Composition (Weimar 1708) als een vanzelfsprekende praktijk. In vroeg-achttiende-eeuwse bronnen treft men voorbeelden aan van composities die overdadig versierd zijn, waaronder rijk versierde versies van onder meer Bachs Canzona en Passacaglia. Ook in latere afschriften zijn rijk versierde versies van composities van Bach te vinden. De vroege én late bronnen vertellen hoe er in de tijd van Bach versierd werd. Dat het tegenwoordig not done is om niet-genoteerde versieringen toe te voegen, houdt verband met het feit dat sinds het begin van de negentiende eeuw Bach gezien werd als een soort heilig monument van Duitse kracht en grootsheid: aan zijn muziek mag je daarom niets veranderen, ook niet door het toevoegen van versieringen. Recente publicaties over Bachs versieringskunst bewegen zich eigenlijk in deze traditie. Daarbij kwam ook nog het aanvechtbare idee dat de zogeheten Urtext-uitgaven de definitieve, onomstreden versies van de composities bevatten.