Orgelbouwnieuws: Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ

Het ORGEL | Jaargang 105 | (2009) | Nummer 9
Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ
[Orgelbouwnieuws uit NotaBene  2009-09 september]

Toen de Tweede Wereldoorlog een spaak in het wiel van zijn wetenschappelijke werk stak, richtte Adriaan Fokker (1887-1972) zijn aandacht op muziektheorie en in het bijzonder op het eenendertig-toonssysteem dat Christiaan Huygens in de late zeventiende eeuw beschreef.
Om de stemmingstheorie om te zetten in klank liet Fokker in 1943 een klein orgeltje bouwen waarmee tien zogeheten Euler-Fokker-genera tot leven werden gebracht.

Na 1945 zette hij zich in de voor de bouw van een groot orgel dat was ingericht volgens het evenredig zwevende eenendertig-toonsstelsel, waarin de opeenvolgende tonen zich op een afstand van 38,7 cents van elkaar bevinden. Fokker organiseerde lezingen en bespelingen rond zijn geliefde thema in het Teylersmuseum in Haarlem.
Op enig moment kwam Fokker in contact met orgelmaker Bernard Pels uit Alkmaar die hem introduceerde bij de destijds bekende orgeldeskundige pater-franciscaan Caecilianus Huigens [sic] (1878-1966). Fokker nam Huigens in de arm als adviseur en er ontstond een levendige briefwisseling tussen de bevlogen initiatiefnemer en de pater.

De samenwerking leidde in 1950 tot de bouw van een eenendertig-toonsinstrument (opus 249, elektro-pneumatisch geregeerde kegelladen) dat een plaats kreeg in het Teylersmuseum in Haarlem.
Het instrument beschikte over twee speeltafels. Eén daarvan had eenendertig tonen per octaaf, leder handklavier daarvan had honderddrieënveertig tonen, een aantal om ergonomische redenen vanaf twee of zelfs drie toetsen te bespelen. In totaal telde de speeltafel driehonderdnegentien toetsen op de manualen en vijfenveertig toetsen op het pedaalklavier.
Ook was er een traditionele twaalf-toonsspeeltafel. De toetsen daarvan waren volgens acht vaste Euler-Fokker-genera verbonden met de laden en er was een vrij instelbare stand die door de organist met behulp van een complexe schakelkast was in te vullen. Het orgel had zes registers, verdeeld over twee manualen en een vrij pedaal.
Het geheel stond opgesteld in een soort kastruimte in het museum zonder pijpenfront. Pels maakte de eenendertig grootste pijpen (het complete groot octaaf) van de Bourdon 8′ van hout (oregon pine, blank gelakt) en de overige pijpen van orgelmetaal (25% tin).
Het register Prestant 4′ kreeg vijftien zinken pijpen en honderdachtentwintig metalen (60% tin, 40% lood).
De Salicionaal 8′ was van C-c (eenendertig tonen) van zink, het vervolg van half lood, half tin.
De Roerfluit 4′ was geheel van metaal: éénderde tin, tweederde lood.
De zesenzeventig pijpen van de reeks waaraan de Bourdon 16′ en de Gedekt 8′ van het Pedaal ontleend werden, maakte hij van hout. Het zinken pijpwerk werd gelakt.
Het orgel vormde lange jaren het middelpunt van een microtonale scène en trok belangstelling van ver over de landsgrenzen.


Het orgel op zijn nieuwe locatie in het Muziekgebouw. Foto: Dick Zoet

In 1999 zag de Stichting Huygens-Fokker, centrum voor microtonale muziek en inmiddels eigenaar van het instrument, zich genoodzaakt om het orgel laten demonteren en opslaan.
Het Teylersmuseum had aangegeven dat de orgelruimte gebruikt zou worden voor een lift. De firma Pels & Van Leeuwen uit ‘s-Hertogenbosch voerde de werkzaamheden uit.
Uiteindelijk vond de Stichting in het Muziekgebouw aan ’t IJ in Amsterdam een partner met wie het lot van het instrument gekeerd kon worden. Het Fokkerorgel kon een plaats krijgen in de BAM-zaal van het Muziekgebouw.
Pels & Van Leeuwen renoveerde de windvoorziening, de windladen en het pijpwerk. Het orgel kreeg een nieuwe windmotor met elektronische toerenregeling.
De grootste uitdaging vormde de eenendertig-toonsspeeltafel.
Het meubel daarvan is geschuurd en heeft een lichte eiken uitstraling gekregen, het mahonie binnenwerk is opnieuw gelakt. Enige verdwenen of kapotte toetsen zijn in stijl bijgemaakt.
De bank en het pedaalklavier ondergingen eenzelfde metamorfose. De basculetrede in het knieschot, die nooit een functie heeft gehad, is verwijderd. De speeltafel staat op de zaalvloer op een verrijdbaar plateau.
Het was de vurige wens van de stichting Huygens-Fokker dat het orgel met behulp van het midi-protocol van buitenaf bespeelbaar zou zijn door een computer. Het volledige oude vervallen binnenwerk van de speeltafel is door de firma Laukhuff (Duitsland) vervangen door een computerbesturing die beschikt over midi-in en midi-out. De oude registerknoppen zijn geplaatst op schakelaars met magneten die door de computer worden aangestuurd. De mogelijkheden die het m/d/-systeem biedt, maakten de oude twaalftoonsspeeltafel overbodig. Hierom, om financiële reden en vanwege gebrek aan plaatsruimte besloot men deze speeltafel (vooralsnog) niet te herplaatsen. Voor de midi-toepassing werd de eigenaar met raad en daad terzijde gestaan door Manuel op de Coul en René Uijlenhoet, terwijl het totale project werd aangestuurd door Sander Germanus (directeur van de Stichting Huygens- Fokker) in samenwerking met adviseur Cees van der Poel.
De gehele windvoorziening en alle windladen kregen een plaats naast elkaar op een rand boven de glazen pui van de BAM-zaal. De windvoorziening en windladen worden aan het oog onttrokken door een nieuwe ombouw in dezelfde houtsoort als die van de betimmering van de zaal.
De zes windladen zijn zo geplaatst dat het zwaartepunt van het orgel, het manuaalpijpwerk, zich aan de podiumzijde van de zaal bevindt. Verder is met de ladeschikking een zo levendig mogelijk lijnenspel gecreëerd met het zichtbare pijpwerk.
De ingebruikneming was op 17 mei 2009 met een recital door Joop van Goozen, improvisatie van Guus Janssen, ensemble La Barca Leyden (toepassing middentoonstemming) en de première van een opdrachtwerk van componist Danny de Graan, uitgevoerd door een laptop.
Parallel aan de renovatie is het stomme eenendertig-toons oefenklavier uit de bouwtijd van het orgel voorzien van schakelaars en een midi-systeem.
Tegelijk is het originele pedaalklavier door Pels & Van Leeuwen nagebouwd en ook voorzien van midi. Samen vormen deze klavieren een studiemogelijkheid voor spelers die zich willen bekwamen in het bespelen van het Fokker-orgel. Met behulp van een standaardcomputer en software kan de oefenopstelling tot klinken worden gebracht.

Dispositie

Manuaal l (C-g3) Manuaal II (C-g3) Pedaal (C-f)
Quintadena 8′ Salicionaal 8′ Subbas 16′
Prestant 4′ Roerfluit 4′ Gedekt 8′

Werktuiglijke registers
Koppelingen P+l, P+ll,l+ll;
tien midi presets (teprogrammeren via decomputer, niet beperkt totregistratie)

Bronnen:
www.huygens-fokker.org 
archief Cees van der Poel;
Rudolf Rasch,Adriaan Fokker (1887-1972) Selected Musical Compositions (1948-1972) [Corpus Microtonale Volume 1], Utrecht 1987, 27-37.