Calvijn, calvinisten en het orgel

door Jan Luth |Het ORGEL |Jaargang 105 |(2009) |Nummer 6

Jan LuthCalvijn, calvinisten en het orgel
Het ORGEL 105 (2009), nr. 6, 4-9 [samenvatting]

De reformator Johannes Calvijn vond dat men in de liturgie geen instrumenten mocht gebruiken en evenmin mocht daar meerstemmig gemusiceerd worden. Volgens hem verbiedt de apostel Paulus in 1 Korintiërs 14 vers 16 om in een openbare eredienst anders dan in een bekende taal te danken. Tot die ‘bekende taal’ behoorden niet instrumentale muziek en de meerstemmigheid; zij dienden niet op opbouw van de gemeente. Bovendien vond Calvijn dat liturgische instrumentale muziek hoorde bij het Oude Testament en niet bij het Nieuwe. Ook was hij van oordeel dat niet de instrumentale muziek maar de menselijke stem het primaat behoorde te hebben.
Calvijns opvattingen omtrent het (liturgisch) gebruik van instrumenten bestond al sinds het vroege christendom en later ook bij humanisten en rooms-katholieken. Het afwijzen van instrumenten was dus niets bijzonders en in ieder geval niet typisch calvinistisch.
De overheid van de Nederlandse calvinistische kerken hebben zich doorgaans verzet tegen het gebruik van het orgel in de eredienst. Naast andere argumenten werd vooral Calvijns uitleg van 1 Korintiërs 14 aangevoerd om orgels en orgelmuziek uit de eredienst te weren.