Orgelbouwnieuws: Altenesch (Dld), Evangelische Kirche St.-Gallus
Het ORGEL | Jaargang 104 | (2008) |Altenesch (Dld), Evangelische Kirche St.-Gallus [Orgelbouwnieuws uit NotaBene 2008-12 december] |
Op 20 en 21 september 2008 werd het Wilhelmi-orgel in dertiende-eeuwse St.-Gallus-Kirche in Altenesch in gebruik genomen na een grondige restauratie en deelreconstructie door Orgelmakerij Van der Putten BV uit Finsterwolde.
Het instrument werd in 1794/95 gebouwd door Georg Wilhelm Wilhelmi (1748-1806), die sinds 1781 gevestigd was als orgelmaker in Stade. Van de acht instrumenten die hij bouwde is het orgel in Altenesch, naast enkele restanten elders, het enige werk dat van hem bewaard bleef. Johann Georg Wilhelm Wilhelmy (1781-1856) zette zijn vaders bedrijf voort en bleef daarbij trouw aan diens conservatieve principes.
Tot in het orgel dat junior bouwde in 1839 in Steinau zijn veel onderdelen terug te vinden die hij tot in detail precies zo maakte zoals zijn vader dat deed. In Altenesch is de behoudende bouwwijze te herkennen aan de klavieromvang van C-c3, het ontbreken van de toon Cis op alle werken en de toonhoogte van 484 Hz voor a1.
In 1820 vond in Altenesch een omvangrijke reparatie plaats. Het orgel werd bij die gelegenheid evenredig zwevend gestemd. Orgelmaker Anton Friedrich Schmid (1765-1846) uit Oldenburg voerde dit werk uit. Na hem ging het onderhoud over naar zijn zoon Johann Clausen Schmid (1811- 1881) en vervolgens weer op diens zoon Johann Martin Schmid (1847- 1923). Vermoedelijk verving J.C. Schmid omstreeks 1860 de Trompete 8′ van het Pedaal door de nog altijd aanwezige Subbass 16′. Bij een omvangrijke restauratie in 1969 door de firma Bosch onderging het orgel ingrijpende veranderingen. In de kas werd een stalen draagconstructie aangebracht, de windladen werden voorzien van een sleepafdichtingssysteem met telescoophulzen, de speeltractuur werd volledig vervangen in aluminium en messing, er kwam een nieuwe claviatuur en men voegde pijpen voor de toetsen Cis toe. Bosch schoof het pijpwerk twee halve tonen op waardoor het instrument de moderne toonhoogte van 440 Hz kreeg. Bij deze ingreep kortte men ook pijpwerk in.
In 1989 veroorzaakte een lekkage van het dak van de kerk aanzienlijke schade aan het orgel. Nadien verviel het instrument meer en meer – een grote restauratie werd noodzakelijk.
Bij de nu voltooide restauratie koos men als uitgangspunt de situatie van 1795. Dit impliceerde naastgebruikelijke restauratiewerkzaamheden ook reconstructie van onderdelen.
Grondige bestudering van het instrument zelf en een doos met restanten van de ingrepen van 1969 boden hiervoor aanknopingspunten.
Daarnaast verwierf men inzichten in instrumenten waaraan Wilhelmi sr. werkte en omdat junior in veel details de stijl van zijn vader aanhield, strekten ook orgels waaraan Johann Georg Wilhelm werkte tot voorbeeld.
De orgelkas bleef in de kerk en werd daar hersteld, de restvan het instrument bracht men over naar de werkplaats van de orgelmakers.
De windladen ondergingen volledige restauratie en herkregen daarbij de oorspronkelijke pijpopstelling.
De registermechaniek was deels nog origineel, maar de speelmechaniek moest geheel nieuw worden vervaardigd. Als voorbeeld diende die van het orgel in Steinau. De klavieren, registernaamplaatjes en andere onderdelen van de speeltafel werden gereconstrueerd aan de hand van een oude foto van de oude situatie in Altenesch en de nog originele klavieren in Steinau. Men maakte een nieuwe klavierkoppel (Cupplung) uitgevoerd als schuifkoppel. De windvoorziening met drie spaanbalgen is nieuw gemaakt binnen de beperkte beschikbare ruimte achter het orgel op de plaats waar (sinds 1969?) een magazijnbalgje was opgesteld. Het orgel heeft een windmotor maar de balgen kunnen ook getreden worden. De tremulant is opliggend uitgevoerd en er werden drie Sperrventile opnieuw aangebracht. De oorspronkelijke dispositie keerde terug waarbij de pijpen, waarnodig hersteld en aangevuld, weer op hun oorspronkelijke plaats kwamen te staan met hun oorspronkelijke toonhoogte. Ontbrekende registers werden gereconstrueerd naar voorbeelden van vader en zoon Wilhelmy/Wilhelmi. De frontpijpen van de Principal 8′ (HW) zijn nieuw gemaakt, evenals het groot octaaf van de Quintadena 16′. Op het Brustwerk verscheen een reconstructie van de Sesquialtera 2fach. De Dulcian maakte men nieuw naar voorbeeld van het gelijknamige register van Erasmus Bielfeldt in Osterholz-Scharmbeck (1731/34). Opvallend zijn de vermoedelijk origineel grote voetopeningen van het pijpwerk.
De samenstelling van de Mixtur (HW) is:
C: 1′, 2/3′, 1/2′,1/3′;
c: 2′, 1 1/3′, 1′, 2/3′;
c1:4′, 2 2/3′, 2′, 11/3′;
c2: 5 1/3′, 4′, 2/3′, 2′.
Die van de Sesquialtra luidt: C: 1 1/3′, 4/5′; c: 2 2/3′, 1 3/5′.
De Subbass 16′ van het Pedal (ca. 1865) week voor een reconstructie van de Trompete 8′, maar bleef op verzoek van de organist behouden en kreeg een plaats op een aparte nieuwe windlade achter de windvoorziening. Van de Posaune 16′ werden de houten bekers gereconstrueerd.
Het messing klokje van de Kalkant werd door Simon Laudy gegoten naar voorbeeld van het Rohlfsorgel te Burhafe (1795).
De knop Kalkant bedient de windmotor.
Ter gelegenheid van de restauratie verscheen een Festschrift Die Georg-Wilhelm- Wilhelmi-Orgel St Gallus Altenesch, verkrijgbaar bij orgelmaker Van der Putten via
Dispositie
Hauptwerk (C, D – c3)
Principal 8′
Quinta Dena 16′
Gedackt 8′
Octav4′
Quinta 3′
Octav2′
Mixtur 4fach
Trompete 8′
Brustwerk (C, D – c3)
Quinta Dena 8′
Octav 4′
Flöte 4′
Sesquialtera 2fach
Dulcian 8′
Pedal (C, D – d1)
Subbass 16′
Octav 8′
Octav 4′
Posaune 16′
Trompete 8′
Werktuiglijke registers
Cupplung
Tremulant
drie Sperrventile
Pedaalkoppel
Kalkant
toonhoogte: a1 = 484 Hz
winddruk: 68 mm wk.
stemming: naar Young
Bronnen: Orgelmakerij Van der Putten; Die Georg-Wilhelm-Wilhelmi-OrgelSt. Gallus Altenesch, Altenesch 2008