Messiaens orgel in de Ste.-Trinité te Parijs

door René Verwer | Het ORGEL | Jaargang 104 | (2008) | Nummer 6

 

René Verwer Messiaens orgel in de Ste.-Trinité te Parijs
Het ORGEL 104 (2008), nr. 6, xx-xx [samenvatting]

In 1931 werd Olivier Messiaen (1908-1992) benoemd tot ‘organiste titulaire’ van het Cavaillé-Coll-orgel in de kerk Ste.-Trinité te Parijs. Vanaf die tijd componeerde Messiaen het grootste deel van zijn orgeloeuvre specifiek voor dit orgel.
Firma Cavaillé-Coll ontving in 1865 de opdracht tot de bouw van een tweeklaviers-instrument voor een prijs van 38.412,50 francs. De oplevering vond plaats op 4 juli 1868 en op 16 maart 1869 werd het vergrootte instrument (drie klavieren, 46 registers) ingespeeld door Camille Saint-Saëns, César Franck, Alexis Chauvet (de eerste titularis van het orgel), Henri Fissot en Charles-Marie Widor.
De eerste dertig jaar was het onderhoud van het orgel in handen van firma Cavaillé-Coll (na 1898: Mutin). Tot grote verontwaardiging van Louis Vierne ging dit in 1901 over op de firma Merklin (Gutschenritter), die onder andere expressions bij alle overblazende fluiten aanbracht. In 1934-1935 werd het orgel gerestaureerd door de firma Pleyel-Cavaillé-Coll, waarbij diverse wijzigingen werden doorgevoerd, waaronder toevoeging van vier registers op het Positif en drie registers op het Récit.
Van 1962-1967 voerde de firma Beuchet-Debierre een derde restauratie en uitbreiding uit. Daarbij werd het orgel van een elektrische toets- en registertractuur voorzien en kreeg het een nieuwe speeltafel. Uit de correspondentie tussen Messiaen en Eugène Picaud (een medewerker van Beuchet) blijkt onder meer dat Messiaen erop gebrand was dat de klanktimbres van Cavaillé-Coll behouden zouden blijven.
In 1984 werd de tractuur verbeterd en negen jaar later vonden nogmaals enige werkzaamheden aan het orgel plaats. Twee jaar voor zijn overlijden uitte Messiaen in een brief aan orgelbouwer Glandaz de wens om het instrument, waaraan hij bijzonder gehecht was, verder uit te breiden met chamades, een Bombarde 32’ en op het Récit een Septième, Neuvième en een Douçaine 32’. Deze toevoegingen zijn nooit uitgevoerd.

Bijlagen:


Olivier Messiaen omstreeks 1940 aan de speeltafel van het Cavaillé-Coll-orgel in de Ste.-Trinité te Parijs

 


Foto: Jean Aubry