Het orgel in de rooms-katholieke liturgie na het Tweede Vaticaanse Concilie
door Richard Bot | Het ORGEL | Jaargang 103 | (2007) | Nummer 2
Richard Bot | ![]() |
Het orgel in de rooms-katholieke liturgie na het Tweede Vaticaanse Concilie Het ORGEL 103 (2007), nr. 2, 4-16 [samenvatting] |
De actuele situatie van het orgelgebruik in de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland wordt bepaald door een aantal factoren. Sinds het Tweede Vaticaans Concilie heeft de functie van organist een verandering doorgemaakt: orgelmuziek dient niet tot opluistering of versiering van de liturgie, maar is een integrerend onderdeel geworden van de viering van de liturgie. Voor het gebruik betekent dit dat het orgel enerzijds participeert in de liturgische gezangen van ordinarium en proprium, anderzijds dat het op daartoe geëigende momenten zelfstandig kan functioneren, bijvoorbeeld voorafgaande aan de intredezang, tijdens offerande of communie of na de viering. De plaats van het instrument in de ruimte is veranderd als gevolg van de gewijzigde inzichten betreffende de opstelling van het koor in de liturgische ruimte. In tal van situaties opteert men echter niet meer voor een pijporgel, maar schaft men een elektronium of een piano aan. Voor de ontwikkeling van het gebruik van het orgel binnen de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland zijn drie componisten van groot belang geweest: Albert de Klerk, Bernard Huijbers en Jan Raas. De lijst van nieuw gebouwde en gerestaureerde orgels in rooms-katholieke kerken na Vaticanum II is indrukwekkend; het aantal nieuw gecomponeerde orgelwerken is echter karig. Er wordt veel werk gemaakt van de toerusting en vorming van amateurs, maar het aantal rooms-katholieke studenten dat afstudeert, is aan conservatoria gering. Oorzaak is het ontbreken van een adequate honorering en voldoende rooms-katholieke opleidingsplaatsen aan conservatoria die specifiek gericht zijn op de rooms-katholieke liturgisch-muzikale praktijk. Daardoor is men in Nederland in een vicieuze cirkel terecht gekomen.