De grenzen te buiten. Orgels, hun makers en behuizingen bezien vanuit Boxmeers perspectief

door Wout van Kuilenburg | Het ORGEL | Jaargang 102 | (2006) | Nummer 4

 

Wout van Kuilenburg De grenzen te buiten. Orgels, hun makers en behuizingen bezien vanuit Boxmeers perspectief
Het ORGEL 102 (2006), nr. 4, xx-xx [samenvatting]

In de tijd van gilden en ambachten werden de activiteiten van de verschillende meesters streng gescheiden gehouden. Zo was een orgelmaker voor het maken van een orgelkas vaak aangewezen op de ter plaatse gevestigde schrijnwerker. Ondanks intensief onderling overleg zal de kastenmaker zijn stempel gedrukt hebben op de orgelkassen die zijn atelier verlieten.
Vanuit deze gezichtshoek bood het verzamelde materiaal dat betrekking heeft op Boxmeer, een heel nieuw gezichtspunt op de ontwikkeling van de orgelhistorie in de zuidelijke Nederlanden, in het bijzonder Staats-Brabant. Oost-Brabant was na de Vrede van Münster in 1648 een lappendeken van ‘vrije heerlijkheden’, enclaves waar de katholieke godsdienst onbelemmerd kon worden beleden. De verstrengeling van kerk en staat bleek vruchtbaar voor menig orgelbouwer die – op welke wijze dan ook – zijn wortels had in de streken rond De Peel, het hertogdom Brabant en Opper of Pruisisch Gelre.
In deze gebieden waren al in de vroegste orgelhistorie meerdere orgelmakers actief, zoals in Den Bosch de dominicaan Jan van Gemert (laatste kwart 15de eeuw), Willem Boets van Heyst (begin 16de eeuw), de families Lampeler te Mill, Hocque in Grave (beide rond 1600), Jan van Dijck in Gemert (laatste kwart 17de eeuw) en mogelijk ook de familie Maass. De Lampelers van Mill zochten hun heil rond Münster in Westfalen, en Hocque vertrok naar Keulen en Luik
Alles wijst erop dat het in de zuidelijke Nederlanden rond de Peel destijds gezinderd heeft van activiteiten van orgelmakers. De landstreek rond de Peel omvatte een gebied dat nu voor een deel in Nederland, in België en in Duitsland ligt. Men beleed er dezelfde (katholieke) godsdienst en sprak er het Nederdiets als gezamenlijke taal.
Na de Franse tijd werden betrekkelijk vaak orgels vanuit de zuidelijke kloosters verkocht aan Brabantse parochiekerken (zoals in Cuijk en Helmond). Daardoor hebben we soms een vertekend beeld gekregen van hoe de ontwikkelingen in de orgelbouwwereld daadwerkelijk geweest zijn. Zo noemt men momenteel Brammertz als maker van het orgel in Escharen, maar misschien was de school Kornelimünster geïnspireerd door volgelingen van Hocque, en hebben we hier te maken met een onmiskenbare exponent van de oorspronkelijke Brabantse orgelfactuur. Behalve Brammertz komen dan nog wel meer orgelmakers in aanmerking.
Onder invloed van de Karmelieten en de paters van de Duitse Orde hadden de parochiekerken in deze enclaves vaak juweeltjes van orgels gekregen. De instrumenten in Macharen, Teeffelen en Schaijk zijn daar klinkende bewijzen van. Maar wie zal beweren dat dat vakmanschap ooit uit Brabant verdwenen is? Er zijn aanwijzingen dat leerlingen van Hocque hun werkgebied vanuit Keulen via ’s-Hertogenbosch en Vlaanderen in de zuide-lijke Nederlanden hadden, en die streken aldus van orgels voorzagen, waarvan naar van de herkomst momenteel slechts gegist wordt.
 

Antwerpen Elzenveldkapel. Foto’s door Michel Lemmens te Kortessem (B)

Boxmeer Petruskerk. Foto’s door W.B.J. Goossens te Boxmeer

Boxmeer Petruskerk. Foto’s door W.B.J. Goossens te Boxmeer