Orgelbouwnieuws: Oosthuizen, Grote Kerk

Het ORGEL | Jaargang 100 | (2004) | Nummer 3
Oosthuizen, Grote Kerk
[Orgelbouwnieuws uit de ORGELkrant 2004/03 maart]

Afgelopen najaar werd de laatste fase van de restauratie van de Grote Kerk te Oosthuizen afgerond. In het kader daarvan is ook het orgel op onderdelen gerestaureerd. Uitgebreid onderzoek van met name het pijpwerk heeft daarbij geleid tot een nieuwe visie op de ontstaansgeschiedenis van dit bijzondere instrument.
Tot dusver werd aangenomen dat het orgel in de Grote Kerk te Oosthuizen uit 1521 dateerde. Met dit jaartal paste het instrument mooi tussen het koororgel van de Grote Sint-Laurenskerk te Alkmaar (1511) en de Hervormde kerk van Krewerd (1531). Deze veronderstelling wordt echter niet door archivalia van de kerk ondersteund. Wel staat vast dat er al in de 16de eeuw een orgel in Oosthuizen stond, maar het is allerminst zeker dat dit instrument hetzelfde is als het huidige. Uit een bericht in de Boekzaal der geleerde Wereld van 1829 blijkt dat er op dat moment een zeer oud orgel in Oosthuizen stond, dat door de Amsterdamse orgelmaker Sommer was hersteld. Daarna werkte de orgelmakers Flaes & Brünjes aan het instrument, en in 1869 verving Hermanus Knipscheer II de bestaande balgen door een nieuwe magazijnbalg. Tevens voorzag hij de gedekte pijpen van beweegbare hoeden.
In 1965-1966 voerde D.A. Flentrop een restauratie uit, waarbij de magazijnbalg van Knipscheer werd vervangen door een kleiner exemplaar. Daarnaast werd het instrument gestemd in de voor die dagen zeldzame middentoonstemming. Het aanbrengen van deze temperatuur leidde er echter wel toe dat een deel van het pijpwerk overdreven dichtgestemd moest worden, terwijl andere pijpen juist te ver opengestemd werden. De schade die zo aan het pijpwerk ontstond leidde ertoe dat het orgel steeds minder goed te stemmen was.
De vorig jaar voltooide restauratie, uitgevoerd door Flentrop Orgelbouw onder advies van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, diende dan ook vooral om het pijpwerk zodanig te herstellen dat de middentoonstemming op verantwoorde wijze kon worden aangebracht. Verder kreeg het orgel een nieuwe windvoorziening, bestaande uit twee spaanbalgen van drie bij zes Rijnlandse voeten en dubbele vouw, die op de oorspronkelijke plaats links naast het orgel werd aangebracht. De orgelkast, het snijwerk, de klaviatuur en de mechanieken zijn in de kerk hersteld. Daarbij is de achterwand van de kast voorzien van klampen en afsluitbaar gemaakt, en zijn ontbrekende frontons van het handklavier bijgemaakt. Het pijpwerk is uitgebreid onderzocht en vervolgens hersteld. Waar nodig zijn nieuwe bovenranden aangebracht en is het pijpwerk verlengd; ook zijn enkele te hoge opsnedes – met name in de frontpijpen – verlaagd. Tenslotte werd het pijpwerk weer tot spreken gebracht op een winddruk van 80 mm wk. en is de intonatie – waar nodig – geëgaliseerd. De dispositie bleef (uiteraard) ongewijzigd.

Uit het onderzoek van het pijpwerk is gebleken dat het materiaal heterogeen van factuur is, en voor een deel afkomstig van een twaalfvoets orgel. De meeste inscripties zijn echter naderhand door dezelfde orgelmaker aangebracht en corresponderen met de thans nog aanwezige klavieromvang. Deze inscripties zijn vrijwel zeker van de hand van Pieter Backer, die vooral gedurende de tweede helft van de 17de eeuw als orgelmaker actief was en die ondermeer een nieuw orgel vervaardigde voor de Hervormde Kerk in zijn woonplaats Medemblik. Daarnaast werkte hij in de Grote Kerk te Hoorn en in Monnickendam. Op basis van dit onderzoek wordt dan ook verondersteld dat Pieter Backer het thans in Oosthuizen aanwezige instrument heeft samengesteld uit bestaande onderdelen, die wellicht voor een deel uit Oosthuizen zelf afkomstig zijn. Gezien de aanwezigheid van pijpwerk uit een twaalfvoets instrument, moet dit materiaal van elders afkomstig zijn. Ook het walsbord is gemaakt voor een ander instrument met een bredere windlade. De orgelkast, het handklavier en de windlade dateren mogelijk uit de vroege 16de eeuw, en zouden van het oorspronkelijke orgel van Oosthuizen afkomstig kunnen zijn. Het orgel van Oosthuizen blijkt dus een 17de-eeuwse assemblage in een oud jasje. Dat neemt niet weg dat het pijpwerk tot het oudst klinkende van ons land behoort.
Bron: Wim Diepenhorst, ‘De restauratie van het orgel’, in De Grote Kerk van Oosthuizen, opnieuw oogverblindend en oorstrelend, bulletin 57 van de Stichting Oude Hollandse Kerken (2003), 42-52.