Amsterdam, 1932: een bankbediende wordt ‘Kathedraalorganist’
door Herman de Kler | Het ORGEL | Jaargang 100 | (2004) | Nummer 3
Herman de Kler | ![]() |
Amsterdam, 1932: een bankbediende wordt ‘Kathedraalorganist’ Het ORGEL 100 (2004), nr. 3, 16-29 [samenvatting] |
In 1932 werd Henk Loohuijs, bankbediende te Amsterdam, benoemd tot organist van de Nieuwe Kerk in de hoofdstad. Loohuijs, in het bezit van NOV-diploma-A, was één van de veertien gegadigden voor de post die na de dood van A.W. Rijp was vrijgekomen. Slechts drie namen komen evenwel in de stukken voor: behalve amateur Loohuijs hadden ook de professionele organisten Adriaan Engels en Klaas Bakker meegedongen. De jury, gevormd door Loohuijs’ leraar Frits Rootlieb, Frans Hasselaar en Wouter Westerhoud, adviseerde Adriaan Engels aan te nemen, maar de ‘Commissie van Toezicht op de kerkelijke bedienden’ droeg Loohuijs voor. Loohuijs was in het voordeel omdat hij al geruime tijd als assistent-organist in de Nieuwe Kerk had gewerkt. Niet ondenkbaar is ook dat de commissie financieel voordeel zag in zijn benoeming; vaklieden moesten immers van hun organistenwerk rondkomen, Loohuijs niet. Het oordeel van de vaklieden in de jury werd genegeerd, Loohuijs werd benoemd.
De overlevering toont dat Loohuijs een voorkeur voor grote orgelwerken had, en dat hij weliswaar in de Oude Kerk concerteerde in de serie van Cor Stier (met Asma en Van Egmond), maar daar niet echt tussen hoorde. Loohuijs gaf tevens een schriftelijke beschrijving van de orgels in de Nieuwe Kerk.
Kort voor Loohuijs’ afscheid werd de Nieuwe Kerk in 1976 gesloten. Naderhand werd hem slechts gegund in kleine kring afscheid te nemen van het instrument.