Orgelbouwnieuws: Herveld, R.-K. St.-Willibrorduskerk

Het ORGEL | Jaargang 99 | (2003) | Nummer 7
Herveld, R.-K. St.-Willibrorduskerk
[Orgelbouwnieuws uit de ORGELkrant 2003/7, juli/augustus]

Vlak voor Pasen voltooide Flentrop Orgelbouw de windladerestauratie van het orgel in de St.-Willibrorduskerk te Herveld. De bewogen geschiedenis van dit instrument, dat zijn huidige vorm in 1962 kreeg, gaat terug tot 1713. In dat jaar leverde een tot nog toe onbekende orgelmaker een nieuw klooster van het St.-Elisabethconvent te Huissen. Het orgel kostte toen 300 gulden, waarbij de orgelmaker de loden pijpen van het oude orgel mocht overnemen. Tevens werd bepaald dat de orgelmaker het instrument op zijn kosten naar Grave zou brengen, het verdere vervoer kwam voor rekening van het klooster.
Over de lotgevallen van het orgel gedurende de 18de eeuw is helaas niets bekend. Toen het klooster in 1812 werd ontruimd kreeg het instrument een nieuwe bestemming in de R.-K. schuurkerk te Wageningen. In 1853 verhuisde het orgel opnieuw, ditmaal naar de nieuwe parochiekerk aan de Heerenstraat in Wageningen. Kort daarna noteerde G.H. Broekhuyzen de tot op heden oudst bekende dispositie van het instrument: [Manuaal] Prestant 8, Bourdon 8, Viol di Gamba 8, Octaaf 4, Roerfluit 4 Quint ge 3, Octaaf 2, Mixtuur geh. III, Cornet D III. Tremulant, ventil, aangehangen pedaal en twee blaasbalgen.
In de daaropvolgende jaren werden diverse plannen gemaakt om het orgel te laten vergroten. Uiteindelijk kregen de orgelmakers Gebr. Gradussen (Winssen) de opdracht voor de bouw van een geheel nieuw instrument. Het oude orgel verhuisde opnieuw, en kreeg voor 300 gulden een nieuwe bestemming in de parochiekerk van Herveld. Of het instrument bij deze gelegenheid werd gewijzigd is niet bekend.
In 1873 werd in Herveld een nieuw kerkgebouw in gebruik genomen. Waarschijnlijk maakte men van de gelegenheid gebruik om ook een grotendeels nieuw orgel te laten maken waarbij een deel van het oude pijpwerk en de oude mechanieken opnieuw gebruikt werd. Sindsdien luidde de dispositie als volgt: [Manuaal, C-f3] Prestant 8 (C-H hout), Bourdon 8, Salicionaal 8, Prestant 4, Roerfluit 4 Quint 2 2/3, Octaaf 2, Mixtuur II-III, Trompet 8 (gereserveerd). Aangehangen pedaal, C-f. 
In 1953 voerde de firma Vermeulen (Weert) herstelwerkzaamheden uit, maar de bouw van een nieuwe kerk betekende in 1961 bijna het einde voor het instrument. Uiteindelijk kreeg de firma Jos. Vermeulen de opdracht om het instrument, dat in eigen beheer was gedemonteerd en opgeslagen, naar de nieuwe kerk over te brengen. Bij deze gelegenheid werden orgelkast, windvoorziening, klaviatuur, frontpijpen en een deel van de mechanieken nieuw gemaakt. De windlade werd grondig gerestaureerd en van telescopen voorzien; de oude slepen bleven gelukkig wel behouden. Tevens verwisselde men een deel van het pijpwerk van de registers Prestant 8 en Prestant 4, wijzigde men de samenstelling van de Mixtuur en plaatste men een Sesquialter II op de tot dan toe lege plaats.
Na bijna 40 jaar vertoonde de windlade veel door- en bijspraak, deels ten gevolge van scheuren in de originele dekplaat, deels door slecht functionerende telescopen. Uiteindelijk kreeg Flentrop Orgelbouw de opdracht om de windlade te restaureren. Als adviseur namens de KKOR trad Rogér van Dijk op. In het kader van deze werkzaamheden werd ook getracht meer informatie over de maker van het 18de-eeuwse pijpwerk te achterhalen. Bestudering van de inscripties en de plaats waarop deze op de pijpen zijn aangebracht wees uit dat deze nagenoeg identiek zijn aan de inscripties op het Verhofstad-pijpwerk in het orgel van de Hervormde Kerk te Edam. Tevens bleek dat de orgelmakers Gradussen dit oude pijpwerk vrij rigoureus aan hun nieuwe orgel hadden aangepast; op grote schaal waren expressions ingesneden en opsneden verhoogd. De thans voltooide werkzaamheden hadden vooral betrekking op het herstel van de windlade. In plaats van de telescopen zijn aan de bovenzijde van de lade en de onderkant van de stokken geweven ringen aangebracht. De ventielen zijn opnieuw beleerd en de niet originele pulpeten zijn vervangen door een messing strip. Tenslotte werd ook het pijpwerk, waar nodig, hersteld.
De dispositie: Manuaal (C-f3): Prestant 8 (C-a1 1962, rest Gradussen), Bourdon 8 (C-H hout, Gradussen, vervolg metaal 18de-eeuws), Salicionaal 8 (C-H gecombineerd met Holpijp, vervolg Gradussen), Octaaf 4 (Gradussen), Fluit 4 (18de-eeuws), Quint 3 (18de eeuws), Octaaf 2 (18de-eeuws), Sesquialter (1962), Mixtuur III (C-e1 18de-eeuws, rest 1962). Aangehangen pedaal (C-f). Winddruk: 60 mm wk. Toonhoogte: a1 = 435 Hz. Temperatuur evenredig zwevend.
Bron: Flentrop Orgelbouw