‘Reyne harmonie’ in Alkmaar / Stemming en temperatuur in Nederland in de 17de en 18de eeuw

door Ibo Ortgies en Frank van Wijk | Het ORGEL | Jaargang 99 | (2003) | Nummer 3

 

Ibo Ortgies en Frank van Wijk ‘Reyne harmonie’ in Alkmaar / Stemming en temperatuur in Nederland in de 17de en 18de eeuw
Het ORGEL 99 (2003), nr. 3, 12-36 [samenvatting]

 

Het grote orgel in de Laurenskerk te Alkmaar geldt als een van de eerste gelijkzwevend gestemde orgels in Nederland en Noord-Duitsland. De hypothese dat Frans Caspar Schnitger het instrument in 1725 gelijkzwevend opleverde, moet echter gefalsificeerd worden; Schnitger gaf het orgel een tertszuivere middentoontemperatuur, zoals uit inmiddels reeds lang bekende bronnen blijkt. Aanvullende argumenten bieden de geschiedenis van de toonhoogte van orgels; de geschiedenis van het musiceren, waarbij het orgel samen met andere instrumenten klonk en de organist dus moest transponeren; en het gegeven dat in de Noord-Duitse orgelbouwtraditie, waaruit Schnitger voortkwam, de middentoontemperatuur als standaard gold.
Het orgel is in eerste aanleg in 1646 door de orgelmakers Van Hagerbeer gebouwd. Het kreeg gedeelde boventoetsen en ongebruikelijke klavieromvangen; dit maakte het mogelijk lage psalmen probleemloos een toon omhoog te transponeren zonder de grenzen van de middentoontemperatuur te raken. 
Vanaf 1722 streefde de jonge organist Gerhardus Havingha naar een verbouwing van het Alkmaarse orgel tot een Noord-Duits georiënteerd instrument. Hij publiceerde er uitvoerig over. Jacob Wognum en Aeneas E. Veldcamps, die de Hollandse orgelbouwtraditie de voorkeur gaven, protesteerden. De drie geschriften verschenen in 1727 en vormen samen de neerslag van de zogenaamde ‘Alkmaarse orgelstrijd’.
De argumenten van Havingha, Wognum en Veldcamps betreffende de temperatuur van het orgel zijn later door elkaar gehaald en niet voldoende precies geïnterpreteerd. Havingha bepleitte de gelijkzwevende temperatuur bij orgels veel minder dan wel gedacht is; hij beschreef de middentoontemperatuur van het orgel voor de verbouwing, noemde die conform de traditie ‘reyne harmonie’ en gebruikte deze term ook in het keuringsrapport uit 1725. Veldcamps refereerde daaraan en bevestigde dat het orgel met Havingha’s toestemming zoals elk ander Nederlands orgel in die tijd gestemd was: middentoons met ‘acht zuivere groote tertzen’.
Havingha had bij de bouw van Schnitgers grote orgel in Zwolle (1721) een voorstel betreffende de temperatuur gedaan. Dit voorstel speelde in de Alkmaarse orgelstrijd een rol. Het ging in Zwolle waarschijnlijk om een noodoplossing, ingegeven door de afwijkende toonhoogte van de instrumenten die met het orgel samen moesten klinken aldaar.
De discussie over nieuwe temperaturen betrof in Alkmaar en in Holland in het algemeen in eerste instantie slechts toetsinstrumenten met snaren. Orgels werden pas veel later van een nieuwe temperatuur voorzien. Wat het Alkmaarse orgel betreft, blijkt uit historische bronnen onweerlegbaar dat het in 1765 gelijkzwevend gestemd werd: toen kreeg orgelmaker Pieter Müller op initiatief van organist Michelet een contract ‘voor en ander temperatuur’. Latere documenten tonen aan dat Müller inderdaad de gelijkzwevende temperatuur aanbracht; blijkbaar was het niet correct gedaan, daar orgelmaker Strumphler de temperatuur in 1781 in orde brengen moest.