R.-k. orgelbezit in Groningen en Drenthe in het midden van de 19de eeuw (deel V, slot)

door Victor Timmer | Het ORGEL | Jaargang 99 | (2003) | Nummer 2

 

Victor Timmer R.-k. orgelbezit in Groningen en Drenthe in het midden van de 19de eeuw (deel V, slot)
Het ORGEL 99 (2003), nr. 2, 20-26 [samenvatting]

 

De Rooms-Katholieke Kerk manifesteerde zich in toenemende mate na het herstellen van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853. Dit artikel geeft een overzicht van de omstreeks 1854 in parochies in Groningen en Drenthe aanwezige orgels. Van deze instrumenten bleven er slechts weinig bewaard. Grote nieuwe kerken, andere gebruikseisen en een zich wijzigende muzikale smaak vroegen andere orgels dan de aanwezige.
In dit vijfde deel van het artikel aandacht voor het Freytag-kabinetorgel in Zuidhorn (St.-Jozef, orgel uit 1804, in 1943 vervangen door een harmonium; het Freytag-orgel is nu in privébezit en staat in Rijssen). 
In het algemeen waren de staties klein, en dus ook de orgels. Toen in de eerste helft van de 19de eeuw de financiële middelen ruimer werden, werden de kerken groter en konden er tweedehandse of zelfs nieuwe orgels gekocht worden, met name bij orgelmakers als Van Gruisen, Timpe en Freytag, en later bij Van Oeckelen. Na ongeveer 1880 kwamen ook orgelmakers uit andere delen van het land in beeld, zoals Maarschalkerweerd, Gradussen en, nog weer later, Valckx & Van Kouteren. De vaardigheid van de organisten en hun repertoire waren doorgaans beperkt.