Johann Sebastian Bach en een heleboel getallen

door Albert van der Schoot | Het ORGEL | Jaargang 99 | (2003) | Nummer 1

Albert van der Schoot Johann Sebastian Bach en een heleboel getallen
Het ORGEL 99 (2003), nr. 1, 10-12 [samenvatting]

 

In 1985 publiceerden Kees van Houten en Marinus Kasbergen Bach en het Getal. Welke getallenstructuren waren via gematrie (aan een nummer wordt een letter verbonden) in het werk van Bach te ontdekken, en wat betekenden die mogelijk? Thijs Kramer zegt in zijn recent verschenen proefschrift Zahlenfiguren im Werk Johann Sebastian Bachs dat Van Houten en Kasbergen ’tweedegeneratiedieven’ zijn: hun idee‰n komen van Piet Ketting, die ze weer van Henk Dieben had. 
Kramer legt zelf ook relaties. Het getal 328 zou bijvoorbeeld in verband staan met het kruisopschrift Iesus Nazarenus Rex Iudaeorum. Bach zou dit hebben geweten, aangezien de eerste drie woorden van zijn gedicht ‘Durchlauchtigst Zarter Prinz, den zwar die Windeln decken’ dezelfde waarde hebben. Dat er bij Bach daarna vijf woorden volgen, zou de relatie tussen prins en Christus onderstrepen: 3 + 5 = 8, en 358 is in het Hebreeuws de woordwaarde van ‘messias’.