Orgelbouwnieuws: Brielle, H.H. Marelaren van Gorcum
Het ORGEL | Jaargang 98 | (2002) | Nummer 11
Brielle, H.H. Martelaren van Gorcum [Orgelbouwnieuws uit de ORGELkrant 2002/11, november] |
In 1801 plaatste de orgelmaker Andries Wolfferts (Rotterdam) in de r.-k. schuilkerk te Brielle een bescheiden instrumentje, afkomstig uit de boedel van de Leidse orgelmaker Johannes Josephus Mitterreither (1733-1800). Afgaande op de beschrijving in het handschrift Broekhuyzen (circa 1850-1862) werd dit orgel op enig moment uitgebreid met een Positief. Mogelijk gebeurde dit bij de overplaatsing naar het huidige kerkgebouw dat op 6 september 1831 werd ingewijd.
In 1875 besloot het kerkbestuur tot de aanschaf van een geheel nieuw orgel. De commissie die daartoe in het leven geroepen werd, wendde zich tot de firma Maarschalkerweerd & Zoon te Utrecht en ging voortvarend te werk. Twee jaar later kon het nieuwe instrument in gebruik genomen worden. In datzelfde jaar kreeg het oude orgel een nieuwe bestemming in de Hervormde Kerk van Sleeuwijk; sinds 1982 staat het (na restauratie) in de parochiekerk van H. Antonius-Abt te Bokhoven.
Ook het orgel van Maarschalkerweerd bleef in de loop der jaren niet geheel onaangetast. In 1955 voerde de firma Valckx & Van Kouteren (Rotterdam) uitgebreide herstelwerkzaamheden uit. Bij deze gelegenheid werd de Trompet 8 van het Manuaal vervangen door een Quint 2 2/3.
Na een lange periode van voorbereidingen kon in 1997 een restauratieplan worden opgesteld. Een jaar later werden twee offertes aangevraagd, waarna Elbertse Orgelmakers (Soest) de opdracht kreeg om het orgel geheel te restaureren. Bij de totstandkoming van de plannen werd ook de wens uitgesproken, het orgel van een vrij Pedaal te voorzien. Om dit te kunnen realiseren diende de bestaande orgelkast echter wel naar voren te worden verplaatst, een ingreep die door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg werd toegestaan. Ten behoeve van de nieuwe Subbas 16 kon passend pijpwerk van Maarschalkerweerd uit opslag worden gebruikt.
De grenen orgelkast is geschilderd in imitatie-eiken en werd bij de restauratie schoongemaakt en bijgewerkt door Hans Saathoff. De magazijnbalg is opnieuw beleerd en de eiken conducten naar de laden zijn hersteld. Ook de klaviatuur is hersteld waarbij kromgetrokken of te ver versleten toetsen zijn vervangen. Te ver uitgesleten toetsen van het pedaalklavier zijn aangevuld. De nieuwe knoppen voor het vrije pedaal zijn aan de rechterzijde van de klaviatuur aangebracht, boven de reeds bestaande knop van de Manuaalkoppel. De mechanieken zijn hersteld waarbij de speling in de draaipunten is weggenomen en de messing draden zijn vernieuwd. De windladen zijn gerestaureerd en van extra ondersteuning voorzien om opnieuw doorzakken in de toekomst te voorkomen. De oorspronkelijke dispositie werd hersteld en aangevuld met een nieuw vrij Pedaal. Tenslotte is het bestaande pijpwerk hersteld en de intonatie gegaliseerd.
De ingebruikneming van het orgel vond plaats op 14 september. De restauratie werd begeleid door Ton van Eck namens de KKOR en Rudi van Straten, namens de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.
De dispositie: Manuaal (C-f3): Prestant 8 (C-f1 in het front, vervolg op de lade), Bourdon 16 (C-h eiken, discant metaal), Violon 8, Fluit harmonique 8 (C-H gedekt, eiken; c-h metaal, met roeren, c1-e1 open, vanaf f1 overblazend), Octaaf 4, Fluit Octav 4 (C-h natuurlijke lengte, vanaf c1 overblazend), Octaaf 2 (C-h met expressions, vanaf c1 overblazend), Trompet 8 (nieuw, naar voorbeeld Blaricum, 1874). Positief (C-f3): Prestant 8, Viola di Gamba 8 (C-H gecombineerd met de Holpijp 8), Holpijp 8 (geheel metaal), Roerfluit 4 (C-f2 gedekt, vervolg overblazend). Pedaal (C-c1): Subbas 16 (eiken 1869, afkomstig van het Maarschalkerweerd-orgel in de St.-Jacobuskerk te Enschede), Gedekt 8 (grenen, C-H 19de-eeuws, c-c1 nieuw). Koppelingen: Manuaalkoppel, Pedaalkoppel. Ventiel. Winddruk: 87 mm wk. Toonhoogte: a1 = Hz 433 bij 19 §C. Temperatuur: evenredig zwevend.
Bron: Ton van Eck