Orgelbouwnieuws: Schildwolde, Gereformeerde kerk Vrijgemaakt

Het ORGEL | Jaargang 98 | (2002) | Nummer 9
Schildwolde, Gereformeerde kerk Vrijgemaakt
[Orgelbouwnieuws uit de ORGELkrant 2002/09, september]

Op 11 juni werd het gerestaureerde orgel van de Gereformeerde Kerk (Vrijgemaakt) te Schildwolde opnieuw in gebruik genomen. De geschiedenis van dit instrument gaat ten minste terug tot 1915. In dat jaar trad men vanuit Schildwolde in contact met de orgelmaker Mart Vermeulen (Woerden). Deze bood een groot instrument aan, dat hij reeds een aantal jaren daarvoor vervaardigd had met gebruikmaking van oudere materialen. De dispositie van dit orgel luidde als volgt: Hoofdwerk: Bourdon 16, Prestant 8, Roerfluit 8, Quintadeen 8, Salicionaal 8, Octaaf 4, Fluit 4, Quint 3, Octaaf 2, Mixtuur II-III-IV, Cornet D V, Trompet 8. Bovenwerk: Prestant 8, Holpijp 8, Viool 8, Vox Celeste 8, Fluit travers 8, Octaaf 4, Fluit 4, Octaaf 2, Flageolet 1 3/5, Dulciaan 8. Pedaal: Subbas 16, Openbas 8 (beide transmissie).
Omdat het moeilijk bleek om een koper voor dit orgel te vinden, had Vermeulen het Bovenwerk uitgenomen en, voorzien van een nieuwe kast, windvoorziening en klaviatuur, als zelfstandig orgel in de Gereformeerde Kerk te Benschop geplaatst. De rest van het instrument, te weten het Hoofdwerk en het vrije Pedaal ‘per transmissie’ werd uiteindelijk geleverd aan de Gereformeerde Kerk te Schildwolde, waar het op 22 maart 1916 in gebruik genomen kon worden. De orgelkast met frontpijpen, mechanieken en windvoorziening waren door Vermeulen nieuw vervaardigd, evenals het pijpwerk van de registers Quintadeen 8, Salicionaal 8, Cornet en Trompet 8. De windlade en het overige pijpwerk waren oud en van elders afkomstig.
In 1951 bracht de firma Madern-Moraal (Oldenzaal) een Bovenwerk aan. Op deze nieuwe lade plaatste men enkele registers van het Hoofdwerk; de lege plaatsen op het Hoofdwerk werden niet ingevuld. Bij die gelegenheid werd ook de klaviatuur vernieuwd. Ingrijpender waren de werkzaamheden van Mense Ruiter in 1973. De oude lade van het Hoofdwerk werd gesplitst, de opstelling gewijzigd en de transmissie-inrichting voor de pedaalstemmen verwijderd. Direct achter het front plaatste men elektrisch bediende windladen waarop de frontpijpen van Prestant 8 en Octaaf 4, alsmede de bas van de Bourdon 16 waren aangesloten. Toenemende ontevredenheid over het resultaat van deze ingrepen en destoringsgevoeligheid van de elektrische delen van het regeerwerk, deden de kerkenraad besluiten tot een nieuwe restauratie.
De thans voltooide werkzaamheden werden uitgevoerd door Mense Ruiter Orgelmakers. Als adviseur trad Jan Jongepier op. Uitgangspunt was om de dispositie van het Hoofdwerk te herstellen, maar daarbij de situatie van de bestaande windladen in grote lijnen te handhaven. De elektrische laden uit 1973 werden uiteraard verwijderd en de frontpijpen en afgevoerde houten pijpen weer met loodconducten aangesloten. Wel werd de positie van dehoofdwerkladen gewijzigd om zodoende ruimte voor een vrij Pedaal te scheppen. De magazijnbalg werd om dezelfde reden buiten de orgelkast geplaatst. De windladen van Hoofdwerk en Bovenwerk zijn hersteld en de bijbehorende mechanieken herzien in verband met de gewijzigde opstelling van de laden. Verder zijn nieuwe klavieren, naar voorbeeld van Vermeulen, aangebracht. Het pijpwerk dat in 1951 van het Hoofdwerk was weggenomen keerde naar zijn oorspronkelijke plaatsen terug en de samenstelling van de Mixtuur werd hersteld. Op het Bovenwerk is een dispositie tot stand gebracht die in grote lijnen het werk van Vermeulen volgt. Behalve pijpwerk uit 1951 en 1973 werd daarvoor ook een tweetal historische registers gebruikt. Dit betreft de Viool 8 (Vermeulen, uit voorraad van de orgelmakers) en de Fluit 4 (uit opslag Bakker & Timmenga). Het laatstgenoemde register was in 1938 door A. Pannekoek in het orgel van de Martinikerk te Franeker geplaatst. De opslaande Klarinet 8 werd nieuw gemaakt. Door de herschikking van de windladen kon bovendien een vrij pedaal worden toegevoegd dat aan de rechterzijde in de kast geplaatst werd. Tenslotte is de orgelkast door vrijwilligers uit de gemeente schoongemaakt en bijgeschilderd.
De dispositie: Hoofdwerk (Manuaal I, C-f3): Bourdon 16, Prestant 8, Roerfluit 8, Quintadeen 8, Salicionaal 8, Octaaf 4, Fluit 4, Quint 3, Octaaf 2, Mixtuur II-III-IV, Cornet D V, Trompet 8. Bovenwerk (Manuaal II, C-f3): Holpijp 8, Viool 8, Prestant 4, Fluit 4 (discant overblazend), Fluit 2, Flageolet 1, Klarinet 8. Pedaal (C-d1): Subbas 16 (hout), Openbas 8 (hout), Octaafbas 4 (metaal), Bazuin 16 (houten stevels, koppen en bekers). Koppelingen Hoofdwerk-Bovenwerk, Pedaal-Hoofdwerk, Pedaal-Bovenwerk; Tremulant. Winddruk: 84 mm wk. Toonhoogte: a1 = 442 Hz. Temperatuur: evenredig zwevend. 
Bron: brochure Ingebruikneming van het geheel herstelde en vergrootte ‘Vermeulen’ orgel in de Gereformeerde Kerk (Vrijg.) te Schildwolde. Alsmede informatie van Jan Jongepier