Orgelbouwnieuws: Groningen, Martinikerk, koororgel

Het ORGEL | Jaargang 98 | (2002) | Nummer 1
Groningen, Martinikerk, koororgel
[Orgelbouwnieuws uit de ORGELkrant 2002/01, januari]

Op 25 oktober 2001 werd het koororgel van de Martinikerk te Groningen na een langeperiode van afwezigheid opnieuw in gebruik genomen.

De geschiedenis van dit instrument gaat vermoedelijk terug tot 1742 toen de Luikseorgelmaker Jean-Baptiste Le Picard een tweeklaviers orgel voor het kloosterSt.-Elisabethsdal te Nunhem (Limburg) vervaardigde. Toen de inventaris van het klooster in1799 op last van de Franse autoriteiten te koop werd aangeboden, werd het orgel in tweeafzonderlijke delen verkocht. Het Grand Orgue kreeg een plaats in de parochiekerk van hetnaburige Roggel, terwijl het Positif als zelfstandig balustrade-orgel naar de parochiekerkvan Heythuysen verhuisde.

Ofschoon er in verband met de nieuwe opstelling in technisch opzicht het nodige aan hetinstrument werd gewijzigd, bleef de dispositie van het orgel(deel) in Heythuysen nagenoegonaangetast. De dispositie (vastgesteld op basis van onderzoek aan pijpwerk, windlade envergelijkbare instrumenten) luidde (in lade-volgorde) vrijwel zeker als volgt: Manuaal(CD-c3): Prestant 4, Bourdon 8, Doublette 2, Cornet III, Flûte 4, Nasard 2 2/3, Tierce 13/5, Sesquialtera II B/D, Cromorne 8 B/D, Fourniture III.

Toen de parochiekerk van Heythuysen in 1847 werd verbouwd en uitgebreid nam men ook hetorgel onder handen. Het oude meubel kreeg bij die gelegenheid een onderkast waarin deklaviatuur aan de voorzijde werd aangebracht. De windlade werd ingrijpend verbouwd; zoverplaatste men de ventielkast, werd de omvang uitgebreid tot g3 en werden diverse stokkenen slepen gewijzigd. Ook het pijpwerk bleef niet onaangeroerd: enkele oude registerswerden vervangen door nieuwe en de bestaande Cromorne 8 werd vermaakt tot Trompet 8 metgebruikmaking van de oude stevels, kelen en tongen.

In deze vorm bleef het orgel tot 1939 in gebruik. In datzelfde jaar leverde de firma L.Verschueren een nieuw elektropneumatisch instrument. Het oude orgel werd te koopaangeboden en voor ƒ 150 gekocht door de Hervormde Gemeente te Groningen. Hetinstrument werd vervolgens onder advies van Arie Bouman gerestaureerd en in het koor vande Martinikerk opgesteld. De toenmalige dispositie luidde:
Manuaal:
Bourdon D 16,
Montre 8,
Cor de Nuit 8,
Salicional D 8,
Prestant 4,
Flûte 4,
Doublette 2,
Larigot 1 1/3,
Cornet D III,
Fourniture III,
Trompette B/D 8.
Pedaal:
Soubasse 16

Nauwelijks twee decennia later, in 1962, werd het koororgel gedemonteerd in verband metde op handen zijnde kerkrestauratie. Na de afronding van de werkzaamheden aan hetkerkgebouw bleef het instrument echter opgeslagen in afwachting van restauratie.

De thans voltooide restauratie, waarbij de heer Cor Edskes als adviseur optrad, werduitgevoerd door Verschueren Orgelbouw BV. Naast herstel van de historische onderdelen werdde oorspronkelijke dispositie in grote lijnen hersteld. Enkele 19de-eeuwse wijzigingenbleven behouden. Ontbrekend pijpwerk werd in stijl bijgemaakt en in enkele gevallen kon19de-eeuws materiaal worden gebruikt bij de reconstructie van onder andere de Nasard. Deorgelkast werd zorgvuldig gerestaureerd en waar nodig gecompleteerd. De mechaniek isvrijwel geheel nieuw vervaardigd, slechts enkele delen van de registermechaniek zijn nogoud. De windvoorziening werd nieuw aangelegd; de meervouwige spaanbalg en de motor zijn inde onderkast van het orgel geplaatst.

De dispositie (in lade-volgorde):
Manuaal (CD-g3)
Prestant [4],
Bourdon [8],
Montre [8],
Cornet [III],
Flûte [4],
Nasard [2 2/3],
Doublette [2],
Larigot [1 1/3],
Sesquialtera [II],
Trompette [8] B/D,
Fourniture [III].
Pedaal: (C-d1, aangehangen)
Soubasse [16].
Tremblant. Toonhoogte: a1 = 415 Hz. Temperatuur volgens Neidhardt.

Bron: Verschueren Orgelbouw BV. en A. Bouman, De orgels in de Groote of Martinikerk teGroningen, Amsterdam, 1941