R.-k. orgelbezit in Groningen en Drenthe in het midden van de 19de eeuw (deel III)
door Victor Timmer | Het ORGEL | Jaargang 98 | (2002) | Nummer 6
Victor Timmer | ![]() |
R.-k. orgelbezit in Groningen en Drenthe in het midden van de 19de eeuw (deel III) Het ORGEL 98 (2002), nr. 6, 20-26 [samenvatting] |
De Rooms-Katholieke Kerk manifesteerde zich in toenemende mate na het herstellen van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853. Dit artikel geeft een overzicht van de omstreeks 1854 in parochies in Groningen en Drenthe aanwezige orgels. Van deze instrumenten bleven er slechts weinig bewaard. Grote nieuwe kerken, andere gebruikseisen en een zich wijzigende muzikale smaak vroegen andere orgels dan de aanwezige.
In dit derde deel van het artikel aandacht voor het Van Gruisen-orgel in Kleinemeer (St.-Willibrordus, orgel uit 1776), het Leichel-orgel in Sappemeer (orgel uit 1884), het Van Oeckelen-orgel in Kloosterburen (St.-Willibrordus, orgel uit 1848, in 1869 verplaatst naar de nieuwe kerk door Roelf Meijer, in 1891 verhuisd naar de Afgescheiden Gemeente te Stedum, in 1956 afgebroken), het anonieme orgel in Nieuw-Schoonebeek (St.-Bonifatius, orgel uit 1757, in 1874 vervangen), het anonieme orgel in Oude Pekela (St.-Willibrordus, orgel afgebroken in 1888), het anonieme orgel in Stadskanaal (H. Maria ten Hemelopneming, orgel geleverd in 1851, verkocht in 1872, toen een nieuw Adema-orgel werd geplaatst).