De orgelmaker Albert de Graaf

door Rogér van Dij | Het ORGEL | Jaargang 98 | (2002) | Nummer 5

 

Rogér van Dijk De orgelmaker Albert de Graaf
Het ORGEL 98 (2002), nr. 5, 5-11 [samenvatting]

 

Orgelmaker Albert de Graaf (1928) gaat op afzienbare termijn met pensioen. Vandaar dit overzicht van zijn werkzaamheden.
De Graaf leerde het vak bij achtereenvolgens A.S.J. Dekker in Goes en Jan Kunst in Arnhem. Hij nam in 1955 Kunsts orgelmakerij over. Hij koos er bewust voor zijn bedrijf niet tot een grote firma te laten uitgroeien, zodat hij in relatieve rust kon werken aan wat hij belangrijk vond: bijzondere historische orgels helpen bewaren.
Aanvankelijk deed De Graaf herstelwerkzaamheden. Met organist Johan van Dommele reisde De Graaf in 1959 naar Denemarken. Rond dezelfde tijd leerde hij Klaas Bolt kennen. Vooral Bolt zou een belangrijke inspiratiebron worden.
Het succes van het nieuwe elektropneumatische De Graaf-orgel in de Gereformeerde Kerk te Wageningen (1961) leidde ertoe dat De Graaf door de Hervormde Orgelcommissie werd geaccepteerd. De restauratie van het Bakker & Timmenga-orgel in Suameer uit 1906 (1965) was voor de Rijksdienst voor de Monumentenzorg hetzelfde te doen: De Graaf mocht de restauratie van het Müller-orgel in de Gereformeerde Kerk te Wissenkerke uit 1767 (1968) uitvoeren.
De Graaf werkte veel met adviseur Klaas Bolt samen. Onder zijn restauraties verdienen onder meer die in Finsterwolde (Freytag-orgel uit 1808, 1972). Katwijk (reconstructie Bätz-orgel uit 1765, 1982), Bellingwolde (Freytag-orgel uit 1798, 1992) en Niehove (Wenthin-orgel uit 1816, 2001) vermelding.