Orgelbouwnieuws: Rotterdam-Delfshaven, Oude of Pelgrimvaderskerk

Het ORGEL | Jaargang 97 | (2001) | Nummer 10
Rotterdam-Delfshaven, Oude of Pelgrimvaderskerk
[Orgelbouwnieuws uit de ORGELkrant 2001/10, oktober]

Op 16 juni werd het gerestaureerde Witte-orgel in de Oude of Pelgrimvaderskerk teRotterdam-Delfshaven opnieuw in gebruik genomen. Het uit 1855 daterende instrumentonderging in de loop der jaren een aantal wijzigingen. Door de invloed van het nabijezoute havenwater werden de frontpijpen sterk aangetast, zodat deze al in 1869 opnieuwgepolijst moesten worden. De aantasting ging echter zo snel dat J.F. Witte het in 1884noodzakelijk achtte om nieuwe frontpijpen te plaatsen. Bij die gelegenheid kreeg het orgelook een Tremulant. In 1892 herstelde J. van Gelder het orgel. Deze werkte met name aan demechaniek en zag zich genoodzaakt om de frontpijpen (alweer) te polijsten en vervolgens tevernissen om verdere oxidatie tegen te gaan. In 1937 werd het orgel gedeeltelijkgerestaureerd door J. de Koff & Zn. Bij die gelegenheid werden de orgelkast en debalustrade opnieuw geschilderd en de uit 1884 daterende Tremulant vernieuwd. De grootsteingreep vond echter plaats in 1957. In dat jaar verving de firma J. de Koff & Zn. deoorspronkelijke windvoorziening door een nieuwe. Daarnaast plaatste men het Bovenwerklager in de kast, hetgeen ook veranderingen aan de mechanieken noodzakelijk maakte.

De thans voltooide restauratie werd uitgevoerd door OrgelmakerijSteendam, onder advies van Wim Diepenhorst en Hans van Nieuwkoop. De oudewindvoorziening, bestaande uit twee magazijnbalgen met schepbalgen, werd geheelgereconstrueerd evenals de oude balgzolder. Daarbij verschafte het bewaard geblevencontract, alsmede het keuringsrapport belangrijke informatie. De orgelkast is opnieuwgeschilderd door W. van den Berg (Lienden). De windladen zijn zorgvuldig gerestaureerd ende kanalen zijn weer op de oorspronkelijke wijze in de ventielkasten ingelaten; tevensplaatste men een nieuwe Tremulant. De mechanieken zijn hersteld, waarbij de gewijzigdeplaats van het Bovenwerk gehandhaafd bleef. In plaats van het moderne pedaalklavier uit1957 is een nieuw eiken pedaalklavier in Witte-factuur gemaakt. Tenslotte is het pijpwerkgeheel gerestaureerd. Bij de intonatie is er naar gestreefd om het klankbeeld van Witte teherstellen. Daarvoor moesten tal van intonatie-ingrepen uit de voorbije jaren ongedaanworden gemaakt en zijn de gescheiden winddrukken weer hersteld.

De dispositie: Hoofdwerk (Manuaal I, C-f3): Bourdon 16 (C-h eiken, vervolgmetaal), Prestant 8 (C-b front, vervolg op de lade), Roerfluit 8 (C-H eiken, vervolgmetaal), Octaaf 4, Fluit 4, Quint 3, Octaaf 2, Mixtuur III-V, Cornet D V, Fagot 16,Trompet 8. Bovenwerk (Manuaal II, C-f3): Prestant 8 (C-F gecombineerd metPrestant 8 HW, Fis-g in front, vervolg op de lade), Holfluit 8 (C-H eiken, vervolg metaal,gedekt), Gamba 8 (C-Gis gecombineerd met Holfluit), Salicet 4, Roerfluit 4, Gemshoorn 2,Dulciaan 8. Pedaal (C-d): Subbas 16 (eiken), Octaafbas 8, Octaaf 4, Bazuin 16, Trombone 8.Koppelingen HW-BW, Ped-HW, Ventiel, Tremulant. Winddruk: Pedaal en bas HW 92 mm wk,discant HW en BW 81 mm wk. Toonhoogte: a1 = 440 Hz. Temperatuur evenredigzwevend.

Bron: Bulletin van de Stichting Oude Hollandse Kerken 52, lente 2001; Wim Diepenhorst