Orgelbouwnieuws: Haarlem, Grote of Sint-Bavokerk koororgel

Het ORGEL |Jaargang 97 |(2001) |Nummer 9
Haarlem, Grote of Sint-Bavokerk koororgel
[Orgelbouwnieuws uit de ORGELkrant 2001/09, september]

Op 12 december werd het koororgel van de Grote of St.-Bavokerk opnieuw in gebruikgenomen. De geschiedenis van dit bijzondere instrument is echter nog altijd grotendeels innevelen gehuld. Vast staat wel dat het orgel in 1906 door de Hervormde gemeente vanHaarlem werd gekocht van het Liefdegesticht te Breda. Dit verblijf van de zustersRecollectinnen van de Onbevlekte Ontvangenis der Congregatie van Roosendaal, was vanoorsprong een der oudste ridderhuizen van Breda. Van 1806 tot 1849 deed het gebouw dienstals Burgerweeshuis, daarna namen de bovengenoemde zusters het gebouw en vermoedelijktevens de inventaris over. Daaronder bevond zich ook een orgel dat mogelijk afkomstig wasuit de voormalige rooms-katholieke schuilkerk aan de Nieuwstraat die in 1837 was gesloten.

De maker van het orgel uit de Nieuwstraatkerk is niet bekend. Wel staat vast dat ditinstrument in de jaren 1680-82 werd verbouwd door Frederik Knoblo. In de 18de eeuw werktenondermeer Gilliam Davit (Antwerpen), Caspar König en Johannes Jacobus Moreau aan hetinstrument, terwijl uit 1820 nog een reparatie door Cornelis van Oeckelen bekend is. Nadatin 1904 een nieuwe kapel werd ingewijd boden de zusters het oude orgel van hetLiefdegesticht te koop aan. De dispositie luidde op dat moment als volgt: Manuaal: Montre8, Bourdon 8, Salicionaal 8, Céleste D 8, Prestant, Fluit 4, Doublette 2, Trompette 8.Aangehangen pedaal (C-d1). Twee combinatietreden ‘vol werk of zachtgeluid’.

Op 14 december 1906 werd het instrument uiteindelijk gekocht door de Hervormde gemeentevan Haarlem. De orgelmaker G.A.D.J. Gabry verzorgde de overplaatsing van het instrument,en voerde de nodige herstellingen uit. Tevens maakte men van de gelegenheid gebruik om deklaviatuur naar de voorzijde van het instrument te verplaatsen hetgeen een nagenoegcomplete vervanging van de mechanieken tot gevolg had. Het aldus vernieuwde instrumentwerd op 30 oktober 1907 in gebruik genomen. Korte tijd later kreeg het instrument nognieuwe bekroningen. Tenslotte is op enig moment de Céleste D 8 gewijzigd in een Quinte 22/3 en het pijpwerk van de Trompette 8 grotendeels verdwenen.

Bij de thans voltooide restauratie, uitgevoerd door Verschueren Orgelbouw onder adviesvan Hans van Nieuwkoop en Rudi van Straten gold de vroeg 19de-eeuwse toestand alsuitgangspunt. Een deel van het pijpwerk dateert mogelijk uit de late 17de of de vroege18de eeuw; ook enig pijpwerk van Van Oeckelen bleef bewaard. Daarnaast verschafte de oude18de-eeuwse windlade de nodige aanwijzingen over het aantal en de volgorde van deregisters. Uit de sterk gewijzigde en deels fragmentarisch bewaarde pijpstokken enroosters kon belangrijke informatie over de samenstelling van de Fourniture en de mensuurvan de Cromorne worden afgeleid. De Cornet spreekt thans, naar keuze, vanaf c1of cis1. Het wellenbord, het handklavier en alle overige onderdelen van detoets- en registermechaniek zijn van Gabry en werden gerestaureerd, dan wel aan de nieuwesituatie aangepast. De nieuwe windvoorziening bestaat uit twee meervouwige spaanbalgen dieniet alleen met een windmotor, maar naar keuze ook men de hand bediend kunnen worden. Deregisters Montre, Bourdon, Prestant en Doublette zijn (nagenoeg) geheel oud; de Flûte ende Larigot zijn deels nieuw; de overige stemmen zijn geheel nieuw.

De dispositie: Manuaal (C-e3): Montre [8], Bourdon [8], Prestant [4], Flûte[4], Nasard [2 2/3], Doublette [2], Tierce [1 3/5], Larigot [1 1/3] Fourinture [III],Cornet [III], Cromorne [8]. Aangehangen pedaal (C-d1). Toonhoogte: a1= 415 Hz. Temperatuur: volgens Rameau.

Bron: Verschueren Orgelbouw en Hans van Nieuwkoop, Haarlemse Orgelkunst van 1400 totheden, Utrecht 1988, 341-347..