De orgelwerken van Charles Tournemire

door Tjeerd van der Ploeg |Het ORGEL |Jaargang 97 |(2001) |Nummer 2

Tjeerd van der PloegDe orgelwerken van Charles Tournemire
Het ORGEL 97 (2001), nr. 2, 10-28 [samenvatting]

tournemire.jpg (17008 bytes)Charles Tournemire (1870-1939) schreef zijn eerste orgelwerken voordat hij benoemd werd tot organist van de Ste.-Clotilde te Parijs in 1898. We horen in deze stukken de invloed van zijn leermeesters César Franck (melodiebouw, variatietechniek) en Charles-Marie Widor (beschouwelijkheid, volgrepige speelwijze), maar ook roepen ze reminiscenties op aan het repertoire van Léon Boëllmann en Eugène Gigout vanwege het modale karakter van hun werken. In de wijze van omgang met het orgel gaat Tournemire verder dan zijn leermeesters en tijdgenoten. Zijn registraties zijn avontuurlijker en gericht op veelkleurigheid.

Na de compositie van Triple Choral (1910), een grootse hymne gewijd aan de Heilige Drievuldigheid, schrijft Tournemire gedurende 17 jaren niets voor orgel.

In de werken gecomponeerd na L’Orgue Mystique (1927-1932), worden gregoriaanse thema’s nog in slechts één werk toegepast (Deux Fresques symphoniques sacrées) maar blijft de inspiratiebron verbonden aan de kerk en haar liturgie; muziek zonder de verheerlijking van God als centrale thema was voor Tournemire nutteloos. Zo vormen psalmteksten de inspiratiebron voor de Trois Poèmes en Symphonie-Choral, en zijn teksten van de heilige Franciscus de aanleiding voor de Sei Fioretti. Een enkele maal begeeft Tournemire zich op het experimentele vlak (Fantaisie Symphonique). De vernieuwende aspecten die zijn vroege werken karakteriseren, werkt Tournemire in zijn latere composities verder uit.

Binnen het oeuvre van Tournemire speelt het gebruik van het ‘choral’ een belangrijke rol; het biedt de mogelijkheid vele variatietechnieken te etaleren.