Berlijn: ‘Hauptstadt von Bach’
door Andreas Sieling | Het ORGEL | Jaargang 96 | (2000) | Nummer 4
Andreas Sieling | Berlijn: ‘Hauptstadt von Bach’ Het ORGEL 96 (2000), nr. 4, 15-25 [samenvatting] |
Heinrich Heine noemde het Berlijn van het midden van de 19de eeuw ‘Hauptstadt von Bach’: met name Berlijnse organisten ontdekten en speelden het werk van J.S. Bach. Eén van de belangrijkste onder hen was August Wilhelm Bach (1796-1869). Hij was actief als musicus en als verzamelaar van oude uitgaven en handschriften van Bachs muziek. Hij werd in 1816 organist van de Marienkirche, in 1832 directeur van het Königliche Institut für Kirchenmusik. Hij kende vele kunstenaars en intellectuelen, waaronder andere verzamelaars van bronnen van J.S. Bachs muziek, zoals Georg Pölchau en graaf Von Voß.
Het orgel in de Marienkirche werd in de jaren 1820 gereconstrueerd nadat Abbé Vogler het had ‘gesimplificeerd’. Bach was bij de reconstructie betrokken. Het Wagner-orgel werd grondtoniger en dynamischer dan het bij de bouw in 1723 was.
Bach bezat afschriften van BWV 531, 533, 539, 544, 548/2 (voor een deel in autograaf), 590/1, een verzamelband van Johann Christian Kittel. Onder meer uit zijn briefwisselingen blijkt dat hij deze bronnen grondig bestudeerde. Ook leende hij zijn spullen met overleg uit: Mendelssohn mocht BWV 533 niet van hem kopiëren (die het via medestudent Freudenberg toch bemachtigde).
In 1827 voerde Bach een deel van J.S. Bachs Hohe Messe uit, in 1834 de complete compositie. Zijn interpretatie van Bachs orgelwerken kenmerkte zich door het ontbreken van registratiewisselingen, maar in bijvoorbeeld de dorische toccata paste hij wel manuaalwisselingen toe. De invloed van A.W. Bach was zo groot dat het tot het einde van de 19de eeuw duurde voor een modernere interpretatie kansen kreeg.