Orgelbouwnieuws: Leiden, Doopsgezinde Kerk (Lokhorstkerk)

Het ORGEL | Jaargang 95 | (1999) | Nummer 2
Leiden, Doopsgezinde Kerk (Lokhorstkerk)
[Orgelbouwnieuws uit de ORGELkrant 1999/12, december]

leiden-lokhorstkerk.jpg (24549 bytes)Opzaterdag 16 oktober werd het gerestaureerde Mitterreither/Van Dam-orgel van deLokhorstkerk te Leiden weer in gebruik genomen. Ofschoon de Lokhorstkerk reeds in 1638 wasvoltooid, moest men zich geruime tijd zonder orgel zien te redden. Een gulle gift vanOttho van Outgaarden, maakt uiteindelijk in 1774 de bouw van een orgel mogelijk. Nog indatzelfde jaar leverde de Leidse orgelmaker Johannes Josephus Mitterreither (1733-1800)een éénklaviers instrument met aangehangen pedaal, dat een plaats kreeg aan de westmuurvan de kerk. Het manuaal telde elf stemmen en had een omvang van C-d3; het pedaal had eenomvang van C-f. Beeldhouwer Johannes Schadé verzorgde het snijwerk, terwijl Pieter vanden Brandt het schilderwerk aan orgelkast, oksaal en kolommen voor zijn rekening nam.Nadat Mitterreither was overleden vertrouwde men de zorg voor het orgel toe aan de Frieseorgelmaker Lambertus van Dam (1744-1820). In 1805 vervaardigde deze drie nieuwespaanbalgen en verwierf hij tevens de opdracht voor de aanleg van een tweede manuaal. VanDam bouwde echter niet alleen een Bovenwerk, maar wijzigde ook het reeds bestaandegedeelte van het orgel. Zo vervaardigde hij een nieuwe windlade voor het Hoofdwerk en eengeheel nieuwe klaviatuur waarbij de omvang werd vergroot tot C-f3 voor de manualen en C-c1voor het aangehangen pedaal. Van de oude Mitterreither-registers ruimden de Fluit Traver D8, de Quint 3 en de Gemshoorn 2 het veld voor een Bourdon 16 en een Sexquialter II, deCornet III werd uitgebreid tot IV. Nadat het orgel op 13 oktober 1807 was goedgekeurd doorde organisten Jacobus Lammers en Christiaan Friedrich Ruppe vond op 1 december defeestelijke ingebruikneming plaats. Ingrijpende wijzigingen van het kerkgebouw in1859/1860 brachten ook veranderingen aan het orgel met zich mee. De orgelmakers N.A.G.Lohman en Johannes Schaaffelt verplaatsten het instrument naar de zuidmuur van de kerk enwijzigden de dispositie. Op het Hoofdwerk verdwenen registers Quintadena 8, Trompet 8 enCornet om plaats te maken voor Viola di Gamba 8, Fluit Travers D 8 en Dulciaan 8. Op hetBovenwerk verving men de Prestant D 8 door een Salicionaal D 8. Verder vervaardigde mennieuwe registerknoppen en werd een evenredig zwevende temperatuur aangelegd. Ook dekleurstelling van het orgel werd gewijzigd. Ofschoon in de daaropvolgende jaren regelmatigaan het orgel gewerkt werd, bleven de wijzigingen over het algemeen redelijk beperkt.Ingrijpender waren de werkzaamheden die P.C. Bik in 1925 uitvoerde. Hij vervaardigde eengeheel nieuwe klaviatuur alsmede nieuwe koppelingen en maakte de Bourdon 16 ook als Subbasop het pedaal bespeelbaar. De overige dispositiewijzigingen betroffen vooral het na 1807geplaatste pijpwerk. Zeer ingrijpend was de restauratie die W. van Leeuwen in 1957voltooide. De windladen werden bij deze gelegenheid van het VEKA-systeem voorzien, terwijlde dispositie ‘aan de eisen des tijds’ werd aangepast. Voor de thans voltooiderestauratie koos men voor het instrument de situatie van 1807 als uitgangspunt. Alleenvoor de beschildering werd de situatie van 1774 als uitgangspunt genomen omdat het zeergedetailleerde schildersbestek belangrijke informatie verschafte. Onderzoek van het nogbewaarde materiaal gaf aan dat de Sexquialter in 1807 gedeeld was. Bovendien bleek van deoude Prestant D 8 van het Bovenwerk nog pijpwerk bewaard te zijn in de Gamba van hetHoofdwerk. De geheel verdwenen registers werden in Mitterreither- of Van Dam-factuurgereconstrueerd naar voorbeeld van de orgels te Leiderdorp (Hervormde Kerk, 1781) enHindeloopen (Hervormde Kerk, 1813). Ook de nieuwe klaviatuur en de inliggende Tremulantzijn naar voorbeeld van het laatstgenoemde instrument gemaakt. De registerknop van deBourdon 16 werd van een ‘tussenstand’ voorzien zodat C-d ook alleen bespeelbaaris. Voor de Spitsfluit 2 maakte men gebruik van 19de-eeuws pijpwerk, dat in 1957 wasgeplaatst. Tenslotte vervaardigde men twee nieuwe spaanbalgen. De restauratie, waarbij Ir.H. Kooiker en Rijksorgeladviseur R. van Straten betrokken waren, werd uitgevoerd doorFlentrop Orgelbouw (Zaandam) en schildersbedrijf G. Slegt & Zn. (Edam).

De dispositie: Hoofdwerk (Manuaal I, C-f3): Bourdon 16, Prestant 8, Holpijp 8,Quintadena 8 (1999), Octaaf 4, Fluit 4, Octaaf 2, Sexquialter II B/D (1999), Cornet IV D(1999), Trompet 8 B/D (1999). Bovenwerk (Manuaal II, C-f3): Prestant 8 D, Holpijp 8, Fluitd’Amour 4, Spitsfluit 2, Tremulant. Aangehangen pedaal (C-c1). Koppeling HW-BW,Calacant. Winddruk: 70 mm wk. Toonhoogte a1 = 440 Hz. Temperatuur Kirnberger III.

Bron: J. Olofsen en B. Kraal, Het orgel in de Lokhorstkerk [Leiden 1999]