Orgelbouwnieuws: Wassenaar, Dorpskerk

Het ORGEL | Jaargang 95 | (1999) | Nummer 3
Wassenaar, Dorpskerk
[Orgelbouwnieuws uit de ORGELkrant 1999/3, maart]

De Dorpskerk te Wassenaar kreeg in 1998 naast het Hinzs-orgel (1769) de beschikkingover een tweede belangrijk instrument. Dit orgel, gebouwd door Charles Mutin – deopvolger van Aristide Cavaillé-Coll – stond van 1936 tot 1996 in de kapel van deUrsulakliniek in Wassenaar. Over de oorspronkelijke herkomst van dit orgel is niet veelbekend, maar zeker is wel dat het van origine niet voor Nederland werd gebouwd. Mutinleverde, met name aan het begin van deze eeuw, een groot aantal salon-orgels voorparticulieren en gaf zelfs een catalogus uit waarin salon-orgels in diverse Fransemeubelstijlen zijn afgebeeld. Ook het type instrument dat zich nu in Wassenaar bevindt, ineen zeer luxe Régence-uitvoering, is daarin opgenomen. Alles wijst er dus op dat hetWassenaarse instrument oorspronkelijk voor een (Franse) salon werd gebouwd. Het exactebouwjaar kon, ook bij de thans uitgevoerde restauratie, niet worden achterhaald. In 1936kocht de St.-Jacobusstichting het orgel van een particulier, waarna het in de kapel van deUrsulakliniek werd geplaatst. Daar bleef het instrument gedurende de loop der jarennagenoeg ongewijzigd bewaard. Reeds in 1989 stelde ir. Henk Kooiker een technisch rapportover het orgel samen, maar de voorgenomen herstellingen vonden toen geen doorgang. In 1996werd de kapel van de Ursulakliniek gesloopt. Gelukkig bleef het orgel voor Wassenaarbehouden, en kreeg het instrument een plaats in de Hervormde Dorpskerk. De restauratie enoverplaatsing werd uitgevoerd door Flentrop Orgelbouw, het accent lag daarbij vooral optechnisch herstel. De windladen en windvoorziening werden grondig gerestaureerd, maar bijhet pijpwerk beperkte men zich tot de noodzakelijke herstellingen van stemschade,doorgezakte voeten en losse lijmnaden. Slechts op enkele punten werden latereintonatie-ingrepen geretoucheerd. Met een concert op 12 december 1998 werd het orgelopnieuw in gebruik genomen.

De dispositie: Grand-Orgue (Manuaal I, C-g3): Montre 8, in zwelkast: Bourdon 16, Flûteharmonique 8, Bourdon 8, Prestant 4. Récit (geheel in zwelkast, Manuaal II, C-g3): Cor deNuit 8, Eoline 8, Dulciana 8 (vanaf c), Flûte douce 4, Nasard 2 2/3, Plein-Jeu III,Basson. Pédale (C-f1): Soubasse 16. Koppelingen, uitgevoerd als treden: Tirasse G.O.,Tirasse Récit, Cop. au 1er clavier récit uni (Manuaalkoppel), Cop. au 1er clavier récito.g. (Manuaalkoppel 16). Treden: Montre, comb. Récit, expression G.O., expression Récit.Winddruk: 95 mm wk. Toonhoogte: a1=438 Hz bij 18

° C. Temperatuur: evenredig zwevend.

Bron: Flentrop Orgelbouw en G.Th. Wielenga, voorzitter van de Stichting Cavaillé-Coll