Orgelbouwnieuws: Mheer, St.-Lambertuskerk

Het ORGEL | Jaargang 95 | (1999) | Nummer 1
Mheer, St.-Lambertus
[Orgelbouwnieuws uit de ORGELkrant 1999/1, januari]

Op zondag 8 november werd het gerestaureerde orgel in de St.-Lambertuskerk te Mheer opfeestelijke wijze in gebruik genomen. Daar was ook alle reden toe, want de voorbereidingenvoor deze restauratie namen ruim 25 jaar in beslag. Al in 1972 maakte Hans van der Harsteen rapport over het aan Arnold Clerinx (1816-1898) toegeschreven instrument. Gebrek aanfinanciële middelen maakte uitvoering van de plannen lange tijd onmogelijk, maar in 1997kon daadwerkelijk met de restauratie worden begonnen. De werkzaamheden werden uitgevoerddoor Verschueren Orgelbouw (Heythuysen); adviseur namens de Katholieke Klokken enOrgelraad was Marcel Verheggen. Zoals gezegd schreef men het orgel toe aan de Belgischeorgelmaker Arnold Clerinx die het instrument omstreeks 1845 gebouwd zou hebben. Deaanwezigheid van een naamplaatje van deze orgelmaker op de klaviatuur leek één en anderte bevestigen, maar al tijdens de voorbereidingen van de restauratie bleek detoeschrijving aan Clerinx onhoudbaar. Op basis van archief-onderzoek, de factuur vanwindladen en pijpwerk en de aard van de aanwezige inscripties concludeerde MarcelVerheggen dat het orgel niet door Arnold Clerinx, maar door Wilhelm Koulen (Heinsberg)gemaakt moet zijn. Volgens het parochie-archief leverde deze orgelmaker in 1853 eeninstrument voor 2.115 francs. Gezien de relatief geringe uitgaven is het aannemelijk dathij de reeds bestaande orgelkast, die stilistische kenmerken van de periode omstreeks 1800draagt, overnam. Al vrij kort na de bouw van het orgel namen de Maastrichtse orgelmakersPereboom & Leijser de zorg voor het instrument over.Nadat een nieuwe kerk in 1876 deplaats van het oude godshuis innam, verzorgden zij de overplaatsing van het orgel. Meeringrijpende wijzigingen, eveneens uitgevoerd door Pereboom & Leijser, vonden plaats in1898. Zij plaatsten ondermeer een nieuwe magazijnbalg met twee schepbalgen, andere(gebruikte) klavieren, nieuwe porceleinen registerknoppen en een nieuwe Montre 8. In 1940plaatste de firma Pereboom een orgelmotor. Dezelfde firma voerde in 1963 een algehelerestauratie van het orgel uit. Als uitgangspunt van de huidige restauratie is gekozen vooreen consoliderende aanpak. Ofschoon onderzoek van het pijpwerk informatie over devermoedelijk oorspronkelijke dispositie opleverde, bleef de in 1898 ontstane situatiegehandhaafd. Uit esthetisch oogpunt liet men de pneumatische toevoeging voor het (houten)groot octaaf van de Montre 8 vervallen en vanwege praktische bezwaren vanuit dekerkgemeenschap werd het orgel niet teruggeplaatst in de balustrade. De windladen zijngerestaureerd en de mechanieken, klavieren en bakstukken zijn hersteld. Verder kregen detoetsen nieuw beenbeleg. Enkele sterk verwormde houten pijpen en roosters werdenvervangen. Ook de orgelkast onderging volledig herstel waarbij het ontbrekende snijwerk isbijgemaakt. Tevens zijn de niet originele houten pijpen in het front vervangen doormetalen exemplaren. Tenslotte werd een nieuwe windmotor geplaatst. Opmerkelijk is verderdat de omvang van de in 1898 geplaatste klavieren (C-g3) groter is dan die van dewindladen. Verder is de vrije sleep naast de Trompette nooit bezet geweest.

De dispositie: Hoofdwerk (manuaal II, (C-f3): Montre 8 (vanaf c, groot octaafgecombineerd met Bourdon), Bourdon 8 B/D (C-H hout, vervolg metaal), Viola de Gambe 8 B/D,Prestant 4 (C-h in het front), Flûte 4, vrije plaats, Doublette 2, Mixture III, Trompette8 B/D, vrije plaats. Positief (manuaal I, C-f3): Bourdon 8 B/D (C-cis hout, vervolgmetaal), Salicional 8 D, Prestant 4 (C en Cis hout, vervolg metaal), Flûte 4. Aangehangenpedaal (C-f). Winddruk: 85 mm wk. Toonhoogte: a1 = 445 Hz bij 18

° C. Temperatuur: evenredigzwevend.

Bron: Marcel Verheggen en Verschueren Orgelbouw