Buxtehudes Magnificat primi toni: een liturgisch raadsel?
door Jan Luth | Het ORGEL | Jaargang 95 | (1999) | Nummer 6
Jan Luth | Buxtehudes Magnificat primi toni: een liturgisch raadsel? Het ORGEL 95 (1999), nr. 6, 15-19 [samenvatting] |
Werd Dietrich Buxtehudes Magnificat primi toni (BuxWV 203) liturgisch of concertant gebruikt? Josef Hedar zegt in zijn uitgave van Buxtehudes dat de toonsoort vaak wisselt. Dat maakt het voor zangers moeilijk juist te intoneren. Ook Matthias Schneider en Kerala Snyder denken dat het Magnificat solistisch werd uitgevoerd. Schneider ziet wel verband tussen de vorm (twee delen, gescheiden door een Lento) en liturgisch gebruik: in Hamburg, waar de melodie vandaan komt, zong het koor niet afwisselend met het orgel, zoals elders in Duitsland. Snyder schrijft, dat in Lübeck een alternatim-uitvoering van het Magnificat niet regelmatig voorkwam en dat aan het einde van de 17de eeuw op feestdagen concertante uitvoeringen in de Marienkirche gebruikelijk waren. Ook kerkorden bieden geen nadere gegevens. In de Kerkorde van Bugenhagen (1529), waarop de Kerkorde van Hamburg gebaseerd was, staat alleen dat de organist ’s avonds ‘den hymnum magnificat’ moest spelen. Andere kerkorden, uit de 17de eeuw, tonen dat de organist ook wel in de middagdienst tijdens de uitvoering van het Magnificat speelde. De uitdrukking die wordt gebruikt is ‘dazwischenschlagend’, en lijkt te duiden op alternatim-uitvoering, maar kan ook betekenen dat de organist op daartoe geschikte momenten improviseerde. Behalve Hedars argument is er nog een argument dat tegen liturgisch gebruik van Buxtehudes Magnificat pleit: de twee delen corresponderen niet zozeer met complete regels, centraal staan daarentegen de belangrijkste motieven. Conclusie: Buxtehudes Magnificat is geschreven voor een concertante uitvoering, al of niet in samenhang met het gezongen Magnificat of in plaats daarvan.