Het orgel van de Nicolaïkerk te Utrecht
door Stephen Taylor | Het ORGEL | Jaargang 95 | (1999) | Nummer 4
Stephen Taylor | ![]() |
Het orgel van de Nicolaïkerk te Utrecht Het ORGEL 95 (1999), nr. 4, x-x [samenvatting] |
In 1943 besloot men de torens en de gevel tussen de torens van de Nicolaïkerk te restaureren. Het Witte-orgel (1888) werd daartoe verplaatst naar het koor. Bij de restauratie wordt een venster in de gevel ontdekt. Bij herplaatsing van het Witte-orgel zou dit venster onzichtbaar blijven; de kerkvoogdij wil echter liever geen nieuw orgel. Lambert Erné, de organist van de kerk, leert in 1942 Sybrand Zachariassen kennen, de directeur van de Deense orgelbouwfirma Marcussen. Het gevolg is een uitwisseling van plannen voor een nieuw orgel. Wanneer de ideeën goed vallen bij de architecten, zet Erné alles in het werk om het nieuwe orgel inderdaad te realiseren. Inmiddels probeert de kerkvoogdij het Witte-orgel te laten herplaatsen met een nieuw front. De Orgelcommissie van de Nederlandse Hervormde Kerk keurt dit plan af.
In 1951 legt de kerkvoogdij contact met Zachariassen en in 1952 dient hij een offerte in. In 1955 krijgt Marcussen de definitieve opdracht; in 1957 wordt het orgel opgeleverd. Het wordt zeer positief ontvangen: klank en techniek worden geloofd, in binnen- en buitenland. De restauratie van de Nicolaïkerk in de jaren 1970 leidt tot werkzaamheden aan het orgel: Marcussen noteert onder meer 119 uur intonatiewerk. Het instrument klinkt vandaag de dag nog steeds zeer overtuigend. Om restauratie te voorkomen wordt de toestand van het orgel nauwlettend in de gaten gehouden. Waar nodig wordt op beperkte schaal aan het orgel gewerkt, waarbij de rest van het orgel steeds als referentie geldt.