Johannes Kepler in de orgelliteratuur
door Eddy Mul | Het ORGEL | Jaargang 95 | (1999) | Nummer 1
Eddy Mul | ![]() |
Johannes Kepler in de orgelliteratuur Het ORGEL 95 (1999), nr. 1, 5-13 [samenvatting] |
De astronoom Johannes Kepler (1571-1630) heeft het Luthers-barokke harmoniebegrip beïnvloed. In de ideeënwereld van Kepler staan twee begrippen centraal: geometrie en harmonie. De kosmos is geometrisch van aard in al zijn facetten (muziek, astronomie, astrologie). Harmonie komt in Keplers geschriften vooral naar voren na zijn onderdekking van de ovaalvormigheid van de planeetbanen. Geometrie en harmonie samen zijn voor Kepler het oerbeginsel waaruit alles ontstaat.
Nu is het zo, dat de ovaalvormigheid van de planeetbanen volgens Kepler een doel kent, namelijk het voortbrengen van melodieën. God, de schepper van het heelal, was daarmee de oorsprong van de harmonie – een idee dat ook in het Luthers-barokke harmoniebegrip naar voren komt: daarin staat de Goddelijke oorsprong van muziek centraal.
De invloed van Kepler op dit Luthers-barokke stelstel is te zien in de orgelliteratuur, bijvoorbeeld in de orgelwerken van Johann Heinrich Buttstett (1666-1727), wanneer men ze analyseert vanuit de denk-, gevoels- en gehoorswereld van zijn tijd en in zijn gebied. Analyses verricht vanuit dit wereldbeeld tonen aan dat vrije orgelwerken een fundamenteel verwijzende betekenis hebben naar de Schepper van de muziek. Deze Schepper is de Drieënige God, die ook de Schepper van hemel en aarde is, en al bij het begin van de schepping hemel, aarde en muziek aan elkaar verbonden had.