Bruggen en kloven in de protestantse liedcultuur rond 1900

door Jan Smelik | Het ORGEL | Jaargang 94 | (1998) | Nummer 6

 

 

Jan Smelik Bruggen en kloven in de protestantse liedcultuur rond 1900
Het ORGEL 94 (1998), nr. 6, 6-13 [samenvatting]

Rond 1900 was het harmonium bij protestanten erg geliefd. De populariteit van het harmomium, die rond 1875 ontstond, hangt waarschijnlijk samen met de opkomst van de gospel hymns in Nederland. Deze liederen ontstonden met name in Amerika en werden daar gebruikt voor de stedelijke opwekkingsbijeenkomsten. De liederen werden gezongen door zangers zoals Sankey, die zichzelf op harmonium begeleiden. Hoewel diverse gospel hymns in Nederland buiten de liturgie geliefd waren, kwamen ze niet in officiële kerkliedbundels terecht. Omgekeerd waren ook maar weinig liederen uit de officiële kerkbundels buiten de liturgie populair. Van de 150 berijmde psalmen waren slechts 29 populair. Deze geringe populariteit werd rond 1900 vooral toegeschreven aan de inhoud van de psalmen en aan de melodieën. Er waren ook maar weinig liederen uit de Evangelische Gezangen (1806) en de Vervolgbundel (1866) geliefd.

Evenals in de periode voor 1850 bleef men tijdens kerkdiensten de liederen in een laag tempo en isometrisch zingen, waarbij organisten tussen de versregels zogenaamde tussenspelen speelden. Tegen het einde van de 19de eeuw werden pogingen ondernomen om de kerkzang te verbeteren. Hier moet vooral gewezen worden op pleidooien om de psalmen in hun oorspronkelijke ritme te zingen. Dit zagen diverse orthodox-protestanten als een aanval op hun leer, normen en waarden.