De orgelwerken van Albert de Klerk

door Wolfgang Baumgratz | Het ORGEL | Jaargang 94 | (1998) | Nummer 3

Wolfgang Baumgratz De orgelwerken van Albert de Klerk
Het ORGEL 94 (1998), nr. 3, 6-14 [samenvatting]

Het orgeloeuvre van de Albert de Klerk (geboren in 1917, bekend geworden als organist van de Haarlemse St.-Bavokerk) wordt gekenmerkt door een combinatie van kamermuzikale intimiteit, contrapunt, klassieke vormen en romantische klankkleuren. Al in de eerste compositie, Prelude en Fuga (1940), is deze combinatie stijlbepalend. Het Adema-orgel in de St.-Jozefkerk te Haarlem uit 1917, waar de componist sinds 1933 organist is, is van groot belang voor een goed begrip van De Klerks orgelmuziek.

Orgelwerken naar aanleiding van liederen (vaak Gregoriaanse hymnen en Vlaamse kerstliederen, maar ook Psalmen en Gezangen, bijvoorbeeld uit het Liedboek voor de Kerken) geeft De Klerk dikwijls de vorm van een reeks bewerkingen.

Kenmerkend is ook dat De Klerk graag series orgelwerken componeert, zoals de Inventies (1945, 10 stuks, zeer geschikt bij orgellessen); de Tien orgelwerken (1946, iets moeilijker); de Octo Fantasiae super themata Gregoriana (1953, elk in een andere van de acht kerktoonsoorten – een soort ‘Gregoriaanse Microkosmos’); de Twelve Images (1969, voor zijn destijds 12 orgelleerlingen aan het Amsterdams Conservatorium; in feite muzikale portretjes).

De Tres Meditationes Sacrae uit 1993 vormen samen De Klerks omvangrijkste orgelwerk. Ze gaan over de verschijningen van Christus aan zijn discipelen na zijn opstanding. Ze geven in de dynamische schakeringen, de manier waarop tekst aan elkaar gerelateerd zijn, de meditatieve momenten en in harmonie en contrapunt een samenvatting van De Klerks orgelstijl.