Het historische orgel en de improvisatie
door Ewald Kooiman | Het ORGEL | Jaargang 94 | (1998) | Nummer 2
Ewald Kooiman | Het historische orgel en de improvisatie Het ORGEL 94 (1998), nr. 2, 35-38 [samenvatting] |
Het ‘historische orgel’ kan in algemene termen omschreven worden als een instrument uit het verleden, dat met onmiskenbaar vakmanschap is gebouwd. Ook de improvisatie kent vele vormen, variërend van improvisatie in de eredienst en improvisaties zoals ze tijdens het Internationaal Improvisatieconcours Haarlem klinken. Improviseren in de eredienst, als handwerk, hoort bij de kerkmuzikale traditie waarvoor veel historische orgels gebouwd zijn en bij de noodzakelijke bagage van elke organist; maar niet iedere organist hoeft mee te doen aan ‘Haarlem’.
De betekenis van het nostalgisch verlangen van de laatste 30 jaar naar de tijd van het ‘gemeentezang-orgel’ en ‘stoere gemeentezang’ is betrekkelijk: gemeentezang was in vroeger eeuwen een moeizame aangelegenheid en ‘stoere gemeentezang’ is niet ‘los verkrijgbaar’ omdat hij onlosmakelijk verbonden is met een vaak strenge theologie. Het is belangrijker als organist aan te sluiten bij de huidige kerkmuzikale context.
Om historische orgels goed te kunnen bespelen, was nog niet zo lang geleden in de conservatoriumopleiding tijd voor studiereizen, improvisatie, kerkelijk orgelspel. Nu is de aandacht wegens studieduurbeperking vooral gericht op het weergeven van hoogtepunten uit de orgelliteratuur. Veel verworvenheden van de laatste tientallen jaren dreigen daardoor te verdwijnen. Zouden het Nederlands Instituut voor de Orgelkunst, de conservatoria en de organistenverenigingen in dezen niet in goede samenwerking de hand aan ploeg kunnen slaan?