Rondetafelgesprek met vier oud-conservatoriumdocenten

door Jan-Piet Knijff | Het ORGEL | Jaargang 94 | (1998) | Nummer 1

 

Jan-Piet Knijff Rondetafelgesprek met vier oud-conservatoriumdocenten
Het ORGEL 94 (1998), nr. 1, 6-10 [samenvatting]

In het rondetafelgesprek dat Jan-Piet Knijff met de oud-conservatoriumdocenten Bernard Bartelink (1929), Bert Matter (1937), Maurice Pirenne (1928) en Jan Welmers (1937) voerde, stond de vergelijking tussen orgelcultuur toen en nu centraal.

De invloed van de muziekwetenschap op het musiceren is sterk gegroeid, daarover zijn de oud-docenten het eens. Het bestuderen en uitvoeren van oude muziek, waarin Gustav Leonhardt baanbrekend werk heeft verricht, heeft geleid tot het besef dat de speeltechniek bij de uit te voeren muziek moet passen. Door de groei van de aandacht voor oude muziek is het accent verschoven. Vroeger was improvisatie belangrijker, met als centrale figuur Cor Kee. Ook omdat de huidige conservatoriumopleiding slechts vier jaar duurt is daar weinig tijd meer voor. Ook voor nieuwe muziek is weinig tijd. Welmers: ‘Historiseren is tegelijk een verrijking en een verarming geweest.’

De ‘veelstijligheid’ die de orgelcultuur als gevolg hiervan kenmerkt, heeft ook gevolgen voor de manier waarop je met orgels om gaat. Wat de huidige orgelbouw betreft, toont Bartelink zich benieuwd naar een eigentijds orgeltype en pleit Welmers voor iets meer experiment. Matter vindt dat het orgel uitontwikkeld is.

Terwijl Bartelink een opleving van de kerkmuziek niet uitsluit, ziet Welmers het orgel op termijn vooral als concertinstrument.