Het rapport van de Commissie HBO-Kerkmuziek
Het ORGEL | Jaargang 93 | (1997) | Nummer 10
Wim Kloppenburg | Het rapport van de Commissie HBO-Kerkmuziek Het ORGEL 93 (1997), nr. 10, 39-42 [samenvatting] |
Het rapport van de Commissie HBO-Kerkmuziek beschrijft de ideale kerkmusicus: in staat tot dirigeren, arrangeren, musiceren etcetera. De huidige korte opleidingen, de krapte op de arbeidsmarkt en de inhoud van het vak relativeert de haalbaarheid van dat ideaal. Verder moedigt het rapport aan tot aansluiting bij de populaire muziekcultuur. Iedere stijl is geschikt voor de kerk, mits de kwaliteit goed is, is de suggestie. Er isevenwel een scherpe grens tussen liturgie en leven. Dat de kerkmusicus geen ‘blokkades mag opleggen naar bepaalde muzieksoorten’ is dan ook bedenkelijk. Het argument dat de kerkmuziek zich altijd assimileerde met haar muzikale omgeving is overigens historisch onjuist.
Ook met betrekking tot het instrumentarium is niet alles mogelijk. Het accepteren van electronische apparaten, in het rapport als vanzelfsprekend als mogelijk instrument genoemd, heeft te maken met de misvatting dat muziek iets is wat uit een luidsprekerkomt. Instrumenten dienen echter in de eredienst een verlengstuk te zijn van de stem, waarmee we God prijzen en bidden.
De zwakte van dit rapport is het ontbreken van een theologische basis. Muzieksociologische argumenten kunnen in liturgicis al spoedig tot onjuiste conclusies leiden.