Bogen en metronoomcijfers in Mendelssohns orgelmuziek
door Hans van Nieuwkoop | Het ORGEL | Jaargang 93 | (1997) | Nummer 9
Hans van Nieuwkoop | Bogen en metronoomcijfers in Mendelssohns orgelmuziek Het ORGEL 93 (1997), nr. 9, 21-28 [samenvatting] |
Mendelssohn was een precies musicus, zoals uit getuigenissen van tijdgenoten blijkt, en hechtte veel belang hechtte aan nauwkeurige uitgaven van zijn muziek. We dienen zijn bogen en tempi dus serieus te nemen.
Elke boog in Mendelssohns orgelmuziek kent drie aspecten: de eerste noot onder de boog heeft een expressief karakter (1), daarna begint een crescendo-diminuendo proces (2), vervolgens moet de laatste noot altijd diminuendo gevoeld worden (3).
Door middel van bogen geeft Mendelssohn verder aanwijzingen ten aanzien van legato/non legatospel, de uitvoering van hemiolen en opmaten of expressie (iets versnellen en daarna vertragen). Waar Mendelssohn geen bogen schrijft, bedoelt hij een briljante of een gebonden speelwijze.
Mendelssohns metronoomgetallen zijn de eerste in de geschiedenis van de orgelmuziek. Uit de getallen (zie de tabel) blijkt een relatie tussen minstens twee delen van elke sonate. Tevens is er een verband tussen bogen en tempi: zo lijkt in het laatste deel van Sonate VI het tempo van = 100 MM op het eerste gezicht te snel. Bij nauwkeurige uitvoering van de bogen blijkt dit tempo integendeel voortreffelijk te zijn.