De lotgevallen van een kabinetorgel. Raadsels onthuld over het Gideon Thomas Bätz-orgel in de Domkerk van Utrecht

door Reinoud G. Egberts | Het ORGEL | Jaargang 120 | (2024) | Nummer 5

Het G.B. Bätz-orgel in de Domkerk te Utrecht. Foto: Jan Smelik

Sinds 1970 staat in de Utrechtse Domkerk het kabinetorgel van Gideon Thomas Bätz uit 1796. Over de geschiedenis van dit instrument bestaat nog veel onduidelijkheid. In dit artikel wordt betoogd dat het  orgel oorspronkelijk stond in een huis aan de Kromme Nieuwegracht in Utrecht, dat toebehoorde aan de graaf van Athlone, Frederik Christiaan Reinhard van Reede, en zijn vrouw Anna Elisabeth van Tuyll van Serooskerken. Het echtpaar was invloedrijk en woonde in de late achttiende en vroege negentiende eeuw deels in Utrecht en deels op Kasteel Amerongen. Van Reede was hoofdschout van Utrecht en had nauwe banden met het stadhouderlijke hof.

Het werd later naar Kasteel Middachten verplaatst, mogelijk na het overlijden van Anna Elisabeth in 1819. Het orgel verhuisde niet vanuit Kasteel Middachten naar het kerkgebouw Eltheto in De Steeg, zoals tot nu toe gedacht werd. Het is zeer aannemelijk dat het instrument van 1845 tot 1869 in het landhuis Avegoor stond. Het werd geschonken aan de Vereniging tot bevordering van Christelijke Belangen in Ellecom, zodat het geplaatst werd in de Grote Kapel. De vereniging schonk het orgel in 1956 aan de Hervormde Gemeente van De Steeg. In de jaren zestig werd het verkocht en Flentrop Orgelbouw. Het stond enige tijd in de Buurkerk van Utrecht. In Utrecht werd het orgel in 1970 verplaatst van de Buurkerk naar de Domkerk, ongeveer tweehonderd meter van de plek waar het in 1796 voor het eerst heeft geklonken.

Afbeeldingen