Petrus Stevens-Vermeersch: Vlaams orgelbouwer aan de periferie van de romantiek

door Wannes van der Hoeven | Het ORGEL | Jaargang 99 | (2003) | Nummer 2

 

Wannes van der Hoeven Petrus Stevens-Vermeersch: Vlaams orgelbouwer aan de periferie van de romantiek
Het ORGEL 99 (2003), nr. 2, 27-31 [samenvatting]

 

 

In Duffel, vlakbij Mechelen, vestigde zich in de 1822 orgelmaker Theodoor Smet (1782-1853). Vanaf 1839 werkte Smet samen met Henri Vermeersch (1815-1886). Vermeersch was moderner dan Smet: hij paste onder meer zwelkasten toe. In 1875 nam Vermeersch’ schoonzoon Petrus Elias Stevens (1841-1892) het bedrijf over. 
Het belangrijkste Stevens-orgel is dat in de St-Amanduskerk te Antwerpen (1878). Het is vrijwel integraal bewaard gebleven maar raakt in verval. Niet geheel maar toch grotendeels origineel is het orgel in de Onze-Lieve-Vrouw-Kerk in Gierle (1891): al het pijpwerk is er nog, evenals de windladen en de traktuur. Het orgel in Lint is in 1888 door Stevens grondig verbouwd en is als zodanig van belang. Andere Stevens-orgels die vermeldenswaard zijn staan in Antwerpen (Karmel/Rosier), Vremde, Lier (De Brug) en Mortsel (St.-Benedictus).
Stevens-orgels hebben doorgaans geen kast; ze lijken met opzet onzichtbaar in de torennis geplaatst. De speelaard is vanwege de daardoor enigszins gecompliceerde traktuur niet bijzonder soepel, temeer daar Stevens geen Barkermachines bouwde. Zijn orgels lijken Frans georiënteerd met hun opbouw in Groot orgel en Positief en hun dispositie, maar in de praktijk blijken ze geschikter te zijn als liturgische instrumenten dan als concertorgels.