Zuidbroek, Hervormde
Kerk [Orgelbouwnieuws uit de ORGELkrant 2008-02 Februari] |
Foto's: Jan Smelik
In 1578 bouwde Andreas de Mare een orgel voor de kerk van Zuidbroek.
Udo Evers herstelde dit instrument in 1624. In de eerste helft van de
achttiende eeuw werd het onderhouden door Matthias Amoor. Albertus
Anthoni Hinsz maakte een bestek voor de bouw van een groot, nieuw
instrument met een hoofdwerk, een rugwerk en een vrij pedaal. Het
document is ongedateerd, maar moet van vóór 1785
zijn,
het
jaar waarin Hinsz overleed. In 1792 gaven de kerkbestuurders
uiteindelijk aan de compagnons Frans Caspar Schnitger jr.
(1724–1799) en Heinrich
Hermann Freytag (1759–1811) de opdracht een nieuw orgel te
maken.
Met de bouw daarvan werd begonnen in 1793 en in januari 1795 keurde
organist J.H. Tammen het voltooide instrument. De bouwkosten bedroegen
7.000 gulden. Het gerealiseerde orgel week slechts in detail af van het
bestek van Hinsz. Alleen de vormgeving van de kas, die sterk
beïnvloed werd door de Lodewijk XVI-stijl met zijn
classicistische
trekken,
betekende een breuk met de traditie van de school van Schnitger en
Hinsz.
Ruim een halve eeuw bleef het orgel onaangetast tot Petrus van Oeckelen
in 1853 herstelwerkzaamheden uitvoerde. Bij die gelegenheid veranderde
hij de dispositie. Op het Rugwerk werd de Gedektquint 3’
vervangen door een Viola di Gamba 8’; de Octaaf 2’
werd
opgeschoven tot een Terts 1 3/5’; de Sexquialter maakte
plaats
voor een Flageolet
1’. De Roerquint 6’ van het Pedaal schoof Van
Oeckelen op
tot Bourdon
8’.
In 1884 werkte de firma P. van Oeckelen en Zonen aan het orgel. De
prestantregisters werden in dat jaar van zijbaarden voorzien en ze
kregen een andere steminrichting. Op enig moment werden in het groot
octaaf van de Bazuin tinnen schachten aangebracht en schoof men de
bekers van de registers Bazuin 16’, Trompet 8’ en
Cornet
4’ van het Pedaal en de Trompet 8’ van het
Hoofdwerk een
halve toon op. Voor de
grootste pijpen werden nieuwe bekers gemaakt.
In 1973 werd de Gedektquint 3’ van het Rugwerk
gereconstrueerd door pijpen van de Viola di Gamba uit 1853 in te korten
en van hoeden te voorzien en aan te vullen met pijpwerk van Van
Oeckelen dat van elders betrokken werd. Het orgel liep inmiddels grote
schade op: door het
vochtige klimaat van de kerkruimte sneuvelde menig onderdeel van de
kassen en ook de claviatuur raakte zwaar onttakeld, zodat het
instrument ten slotte onbespeelbaar werd.
In 1986 werd Jan Jongepier als adviseur aangetrokken en twee jaar later
zag een restauratieplan het licht. Noodzakelijk herstel van de kerk
kreeg echter voorrang. In het kader daarvan ruimden Winold van der
Putten en Berend Veger in 1997 het pijpwerk af en sloegen dat op op de
galerij van de kerk van Noordbroek. Bij de kerkrestauratie kreeg het
Zuidwoldse
interieur een deel van zijn bepleistering terug, die in 1937
–
tot
schade van de akoestiek – was verwijderd. Na de voltooiing
van de
restauratie van het gebouw in 2000 kon men aan de slag met het herstel
van het orgel.
In 2003 bracht Van der Putten een deel van het pijpwerk van Noordbroek
weer terug naar de kerk van Zuidbroek en een deel naar Orgelmakerij
Bakker & Timmenga in Leeuwarden, die inmiddels de opdracht tot
uitvoering van de restauratie had gekregen. De officiële
opdracht
voor
herstel van met name het Hoofdwerk kon in het voorjaar van 2005
verstrekt
worden.
Toen er niet lang daarna toezegging van financiële steun kwam,
werd herstel van het hele orgel onder handen genomen. De werkzaamheden
duurden tot en met september 2007. Op 5 oktober 2007 werd het orgel
weer in gebruik genomen.
Het orgelmeubel is in volle glorie hersteld. Daartoe werden de in de
loop van vele jaren losgeraakte en verzamelde onderdelen weer op hun
oorspronkelijke plaats aangebracht en ontbrekende delen bijgemaakt. Een
deel van dit werk is gedaan door houtsnijder en beeldhouwer Tico Top
uit Kruisweg. De kassen zijn opnieuw in de was gezet. Van de claviatuur
en lessenaar is het verdwenen inlegwerk aangevuld en zijn ontbrekende
toetsfrontons in ivoor bijgemaakt; een manuaal heeft nu volledig
nieuwe, het andere oude frontons. De metalen nageltjes waarmee het
toetsbeleg oorspronkelijk was bevestigd, hadden roestvlekken
veroorzaakt in het
ivoor (zie foto linksonder). Er zijn niet opnieuw nageltjes aangebracht
om verdere cosmetische schade te voorkomen; de overgebleven gaatjes
zijn gevuld. In verband met de reconstructie van de dispositie zijn
gewijzigde opschriften op de registerplaatjes hersteld.
De balgen, kanalen, afsluitingen en tremulanten zijn volledig
gerestaureerd en er werd een nieuwe windmotor geplaatst. De windladen
zijn uit elkaar genomen en de sponsels op verlijming gecontroleerd en
waar nodig opnieuw ingelijmd; gescheurde sponsels zijn met
spieën
gedicht. De bovenzijde van het cancellenraam is doorgaand beleerd. Op
sommige plaatsen zijn dilatatievoegen aangebracht om het hoofd te
kunnen bieden aan ongunstige klimaatomstandigheden. Met het oog daarop
zijn op de bovenzijde van de cancelafdichting en aan de onderzijde van
de
pijpstokken textielen ringen gelijmd.
Ten behoeve van de reconstructie van de dispositie zijn de betreffende
pijpstokken en -roosters hersteld. De speelmechaniek is schoongemaakt,
nagezien en opnieuw afgeregeld; de registermechaniek is ter plekke
hersteld.
Alle pijpwerk is schoongemaakt. De frontpijpen zijn gepoetst en de
labia daarvan zijn voorzien van nieuw bladgoud. De schade aan
pijpvoeten door de inwerking van looizuur uit het houtwerk, is ongedaan
gemaakt.
De negentiende-eeuwse zijbaarden zijn verwijderd en het pijpwerk kreeg
zijn originele steminrichtingen terug. Losse exemplaren van de
verschoven tongwerkbekers van de tonen C-g van de Trompet 8’
van
het
Hoofdwerk zijn op hun oorspronkelijke stevels gezet en een nieuwe beker
gemaakt voor g. Bij de overige bekers is de status quo gehandhaafd om
het aangetaste beeld niet nog eens te veranderen. Dat geldt ook voor de
Bazuinbekers die door Van Oeckelen van schachten waren voorzien.
De dispositie is hersteld in de situatie van 1795. De mensuur van het
Van Oeckelen-pijpwerk dat in de jaren zeventig van de vorige eeuw
gebruikt was voor de reconstructie van de Gedektquint van het Rugwerk,
sloot goed aan bij de berekende maatvoering van het oorspronkelijke
register.
De aangetroffen toestand is daarom gehandhaafd, alleen een klein deel
van het register dat van moderne makelij was, werd vervangen. De
samenstelling is nu als volgt: C-gº pijpen Van Oeckelen
(oorspronkelijk Viola di Gamba), gisº-h¹ nieuw,
gedekt
pijpwerk en
c²-e³ originele openfluiten Van Oeckelen. De Terts 1
3/5’ van het Rugwerk is
teruggeschoven tot Octaaf 2’. Van dit register zijn de tonen
Dis,
F-f¹,
gis¹-dis², f²-cis³, dis³
en e³ origineel; ontbrekende tonen zijn nieuw gemaakt. In de
Terts
werden nog vijf pijpjes gevonden van de oude Sexquialter. Op basis van
dit pijpwerk en de nog aanwezige stok van 1795 kon dit register
gereconstrueerd
worden.
Vanaf toets C heeft dit register een 1 1/3- en een 4/5-koor en vanaf c1
een 2 2/3-, 2- en een 1 3/5-koor. De Flageolet 1’ van Van
Oeckelen vond een nieuw onderkomen op het Bovenwerk van het Van
Oeckelenorgel in Usquert (1852). Het Pedaal herkreeg zijn Roerquint
6’ door
het pijpwerk van de Bourdon 8’ weer terug te schuiven en van
roeren te voorzien.
De ontbrekende pijpen gis-d¹ zijn nieuw gemaakt.
Bestudering van het pijpwerk liet zien dat de klank in tweehonderd jaar
nauwelijks veranderingen had ondergaan. Op basis van het oude
balggewicht kwam men uit op een winddruk van 70 mm, eenzelfde als die
van het Freytag-orgel in Bellingwolde. Bij de afwerking van de klank is
men terughoudend te werk gegaan.
Dispositie:
Hoofdwerk (I, C-e3) | Rugwerk (II, C-e3) | Pedaal (C-d1) |
Gedekt 16’ | Fluit douce 8’ | Bourdon 16’ |
Praestant 8’ | Praestant 4’ | Praestant 8’ |
Holpijp 8’ | Fluit 4’ | Holpijp 8’ |
Octaaf 4’ | Gedektquint 3’ | Roerquint 6’ |
Speelfluit 4’ | Octaaf 2’ | Octaaf 4’ |
Nassat 3’ | Speelfluit 2’ | Bazuyn 16’ |
Octaaf 2’ | Sexquialter 2-3 st. | Trompet 8’ |
Woudfluit 2’ | Dulciaan 8’ | Cornet 4’ |
Cornet D 3 st. | ||
Mixtuur B 3-4 st. | ||
Mixtuur D 5-6 st. | ||
Trompet 8’ | ||
Foxhumana 8’ |
Werktuiglijke registers:
Schuifkoppel voor de manualen
Koppeling aan ’t Pedaal
Ventiel (=afsluiting) Manuaal, Pedaal, Rugpositief
Tremulant Manuaal
Tremulant Rugpositief
Windlossing
toonhoogte: a¹ = 448 Hz. bij 18°C
winddruk: 70 mm wk.
stemming: Young
Bronnen:
Beknopte beschrijving van het orgel en het keuringsrapport door Jan
Jongepier;
Het Historische Orgel in Nederland 1790-1818
(Amsterdam 1999) 103-105.